Emil Telmányi (Concertgebouw, kleine zaal) [Chaconne van Bach en Busoni's Vioolsonate]
Emil Telmányi heeft in zijn lange afwezigheid geen bewonderaars verloren. Hij gaf Busoni's viool-sonate plichtmatig en zonder overtuiging (omdat ze niet anders gegeven kàn worden) en te midden der meesleepende warmte van Bach's Chaconne had hij een paar zeer onttooverende slippers, doch het grootste deel der hoorders liet zich niet uit den schoonen waan brengen en heeft hem trappelvoetend toegejuicht.
Telmányi leek mij niet te spelen gelijk ik hem hoor in de herinnering: met een gedragen, melodischen streek en de jeugdige vermurwende accenten van den zigeuner. De streek scheen kort-ademiger, geworden, haastiger, minder lyrisch en de accenten harder, afgebetener, minder uitnoodigend tot vervoeringen. Zijn toon echter heeft de prachtige qualiteiten behouden van het week-snerpende en zacht-doordringende, zijne phantasie bleef levend en er waren schreiende stemmen in Bach's Chaconne, welke men bijna nooit hoort en die verrukten.
Hij speelde de sonate van Busoni met een anderen Hongaar, den pianist Sandor Vás. Het stuk van Busoni is langdradig, onoverzichtelijk, vervelend, boordevol van de meest ouderwetsche formules, welke alle onbezield en meetkunstig worden toegepast, het heeft bijna geen enkele goede eigenschap, zoodat men zich verwondert, waarom Telmányi of Vás niet liever eene sonate van Dirk Schäfer speelt, die tienmaal beter, boeiender klinkt en die ook gedrukt is, maar de verzameling van talrijke noten geeft den pianist overvloedig werk en de pianist koos ze waarschijnlijk. Nu - Sandor Vás is een zeer voortreffelijk technicus, doch eenig artistiek temperament heb ik niet in hem kunnen vinden en al verontschuldigt de heele Busoni dit gemis, het gemis bleef en men kon het niet waardeeren.
De pauze werd, onder het trappelend enthousiasme, voor Telmányi ingeleid met een monumentalen krans. Daarna speelde hij een programma van virtuozenstukjes en ik twijfel er geen oogenblik aan, dat de geheele zaal is gaan koken van geestdrift.