Margot Barendregt [en Louis Schnitzler] (Concertgebouw, kleine zaal) [Liederen van o.a. Henri van Nieuwenhoven, Jan Brandts Buys en Henri Zagwijn; de pianosuite Daggetijden]
Laten wij het toeschrijven aan den beschermenden wensch van Margot Barendregt, die zich voortdurend interesseerde voor de muziek van ons land, dat Louis Schnitzler, haar begeleider, hier als solist optrad met eene piano-suite van Henri Zagwijn, getiteld: ‘Van de Daggetijden’. Deze zijn middag, avond, nacht, morgen.
In onze kunst bestaat niet veel werk voor klavier, dat openlijk vertoond kan worden en onder dat weinige kan men de suite van Zagwijn rekenen tot het beste. Van een algemeener standpunt beschouwd, is het eveneens goed werk. Uit alle stroomingen van Europa vloeit ons muziek toe en ook in dezen grooten, interessanten optocht heeft zij physionomie genoeg. Zooals men weet, is 99/100 onzer toonkunst geïntoneerd met een nietig of met een gewichtig, maar altijd met een provinciaal gebaar, dat immer even koppig en even onderdanig onze afhankelijkheid bewijst van het Leipziger conservatorium - en kan het erger? Zagwijn heeft een ruimere verbeeldingswereld, eene sterkere fantasie en een minder begrensd conceptie-vermogen.
Zijne ‘Daggetijden’ zijn zeer orchestraal gedacht, wat 't meest opvalt in ‘De Middag’. Als deze middag echter ooit geïnstrumenteerd wordt, zal 't zeer bezonnen moeten gebeuren met meer kleur-toovering en vooral verfijnder zonne-opgetogenheid dan de muziek op de piano gespeeld, doet vermoeden. Dit deel leek mij 't zwakst van zijne ‘Uren’. Het enthousiasme is te open, te wild en te weinig gevuld met ontroeringen, welke wij nog niet kennen. De harmoniek klinkt eventjes fascineerend, maar er is noch genoeg melodische substantie, noch genoeg rythmische verscheidenheid om over de impressie van rethorica heen te helpen. Het virtuose gooien der accoorden langs de heele lengte van het klavier, blijft te vlak en te banaal van techniek.
Avond, Nacht en Morgen zijn meesterstukjes, waarin Zagwijn alle warmte en poëzie heeft uitgesproken. Het zijn mijmeringen, vogelen-geluid en rijzende morgenklaarte, die den hoorder langzaam bevangen en overstelpen met een zeer schoonen gloed. Zij werden ook met veel raffinement ontworpen en geschreven, met mooie vervloeiïngen van schemer en licht, van geluid en stilte. Wie weet of ze, georchestreerd, niet de geheimzinnige diepten en de aangrijpende stem hebben van Debussy's mediterranneesche nachten?
Schnitzler heeft deze zeer moeilijke stukken gespeeld met eene bewonderenswaardige souplesse en vaardigheid, gelijk hij ook begeleidde met fijne toets en met zijne zangrijke, melodische opvattingen. Hij is een buitengewoon pianist en een kunstenaar.
Het programma van Margot Barendregt zelf viel niet mee en mij dunkt, dat zulk eene intelligente zangeres wel uit zich zelf de opmerking kon maken, dat er muziek is, die ons tegenwoordig méér aantrekt dan Schubert en Brahms, ja zelfs meer dan Hugo Wolf, wanneer men altijd hetzelfde van hem zingt. Het schijnt mij ook toe, dat zoo'n prachtige alt zich niet moest beperken tot ‘het lied’. Zij toont nu reeds een tekort aan expressie (het oppervlakkig verrukte glimlachje domineert te gauw) en wanneer zij bij het afgezongen repertoire blijft, zal zij dat nooit overwinnen. Het is treurig, dat, nu er overal gebrek is (ook bij de Ned. Opera) aan magistrale alten, eene zangeres als deze, die magistraal kan zijn, zich opsluit in dit kleine wereldje van het lied.
Wij kunnen haar echter dankbaar zijn, dat zij Hollandsche liederen zong, al deed zij geen gelukkige keuze. Henri van Nieuwenhoven (‘'n Hoort ge voor uw venster niet......’ en ‘Ik heb er van zilveren meren gedroomd’), is aardig, doch middelmatig en goedkoop, Jan Brandts Buys (Nachtliedje uit Ellen) te zwaar en te monotoon voor dit licht-droomende vers, Henri Zagwijn (een geestelijk lied van A. Roland Holst) te geforceerd en met te onwaarschijnlijke tekst-onderstreepingen. Hij had beter gedaan deze verzen in een stille straling van muziek te zetten dan ze zoo reëel mogelijk te demonstreeren naar het begrip der woorden, waardoor het gedicht zijn heele verzonken mysterie verloor.
Maar al koos Margot Barendregt niet gelukkig, hare bedoeling verdient waardeering. Zij was niet geheel gedisponeerd, doch ik hoop haar regelmatig in Amsterdam te hooren.