Seroen - Cornelis (Concertgebouw, kleine zaal) [Herinneringen aan Julie Hekking - Liederen en pianowerken van Debussy, Fauré en Moussorgsky]
Moussorgsky riep mevr. Hekking in het geheugen. Zij had niet de mooist denkbare stem maar eene ziel, geïntoneerd naar het rythme en den klank dezer muziek. Men zou ze Russische muziek noemen, als men niet vreesde te specialiseeren. Want zij bestaat ook elders, die muziek, welke samengegroeid is met den mensch zelf en hem volgt als zijn schaduw, welke klinkt zoodra zijn wezen ontwaakt tot eenige aandoening, welke zijn allereerste uiting is bij wat vreugde, wat leed of wat droom. Het is de onmiddellijke muziek, de muziek als natuurwet, als levensfunctie, als een soort van noodlot; het is de instinctieve muziek, het onbewuste, volkomen doellooze natuurgeluid, dat opwelt gelijk het geroepen wordt. Zij eischt eene geraffineerde primitiviteit of eene geraffineerde hyper-cultuur, wat hetzelfde is; eene sensibiliteit, gelijk de dieren haar bezitten, eene intuïtie, welke onmiddellijk doet vibreeren in een toon of in een stemming. Allemaal even eenvoudige als gecompliceerde voorwaarden.
Het is eene soort van muzikale bezetenheid, welke Gerard Hekking dikwijls had, wanneer hij zijn klanken afwikte tot de uiterste, tot de infinitesimale nuance. En mevr. Julie Hekking had ook die somnabulistische overgave aan het oogenblik. Zij zong niet mooi, maar zij zong goed en onvergetelijk. Zij stigmatiseerde met Moussorgsky. En mevr. Berthe Seroen? Zij zong mooi, zij zong delicieus, coquet en verrukkelijk, maar niet goed, als men mij dit woord veroorlooft, bij voortreffelijk zingen, waar ik niets miste, dan het accent der gepossedeerde charmeuse en den geheimzinnigen, onvermijdelijken klank, den klank weer van een dier, dat geslagen of gestreeld wordt. En ik vrees, dat mevr. Berthe Seroen niet zoo zal willen zingen, met de directe hypnose, waarmee niet alleen Moussorgsky, doch ook Debussy moet worden gezongen. Om in het Colloque sentimental na de regels
- Ah! les beaux jours de bonheur indicible
Où nous joignions nos bouches! -
te kunnen intoneeren, de onnoemelijke leegte van ‘C'est possible’ moet men nu eenmaal beven in het vers en in de muziek. Dat is duizendmaal gewichtiger dan met dat Vlaamsche romantiek, de ‘spoken’ te onderstreepen van
Dans le vieux parc solitaire et glacé
Deux spectres ont évoqué le passé.
De Scènes enfantines van Moussorgsky, buitengewoon moderne schoonheid, welke reeds 'n halve eeuw oud is, werden grappig, de Berceuse de la Mort werd dramatisch, de Hopak met entrain voorgedragen, maar in geen van alle raakte zij het oer-eenvoudige geluid van deze kunst, welke niets anders is dan volkskunst. Zij was wèl virtuoos, mevr. Berthe Seroen en zij gaf de 3 bekende Chansons de Bilitis (Le tombeau des Naiades, La Flûte de Pan, La Chevelure) onvergelijkelijk, ook de 4 Poèmes de Jade (Li-Tai-Po) van Gabriel Fauré, echo's van Pelléas lyrische recitatieven, maar voor de anderen, en misschien zelfs voor dezen moet zij òf primitiever òf geraffineerder worden. Wat kiest mevr. Seroen?
Evert Cornelis heeft overwinningen behaald als pianist. Hij speelde, behalve de begeleidingen, zes préludes van Debussy en de interessante suite, welke Moussorgsky componeerde op een schilderijen-tentoonstelling: alles even fijn, even pittoresk en even meesterlijk. Het was een nieuwe Cornelis en het maakt mij nieuwsgierig hoe hij dit stuk zijner persoonlijkheid zal handhaven.