Adr. van der Stap (Concertgebouw, kleine zaal) [Liederen van o.a. Brahms, Liszt en Grieg]
Het was A. van der Stap, die als bariton en als Pater extaticus in Mahlers Achtste, op dien bewogen avond van 9 Dec. en bij dat machtige geluid, niet kon boeien. Nu, op dit kalme concert, bij deze stilte van een klein en onverschillig publiek, werd het óók niet interessant. De stem is vlak, vaal, weifelend, en heeft maar één expressie. De expressie, welke een absoluut-moderne waarschijnlijk zou uitbeelden door een paar allermildst opgetrokken wenkbrauwen, met of zonder oogen. Het was eene gevoeligheid, waarvan niemand zoo onmatige dosis vroeg als A. van der Stap toediende.
Zijn programma had Tiecks Magelone-liederen van Brahms, de ‘Drie Zigeuners’ en ‘O quand je dors’ van Liszt, behalve eene kleine rij Italianen. Anton B.H. Verhey begeleidde en speelde als solist nog drie miniatuurstukjes van Grieg, waarvan de Bruiloft op Troldhangen den besten indruk maakte.