Margherita Bevignani (Concertgebouw, kleine zaal)
Het jaar eindigde in de concertzaal met een Napolitaansche Canzona. In het milieu der Italiaansche Opera was Margherita Bevignani de verre, zangerige hobo, hier, in een ruimte, waar de emotie bijna altijd stilstaat of zooveel academischer en beperkter is, leek ze me een wonderlijke kanarie, zéér pikant, zeer vogelachtig en soms zelfs week in het schelle geluid, maar toch tè veel poppenspelend, vluchtig en verglijdend over de muziek heen, virtuoos en charmant, maar niet zich-zelf en vooral schuchter, opgejaagd en weinig gedisponeerd.
Het best zong de verdwaalde sopraan de ‘Zeffiretti lusinghieri’ uit Mozart's Idomeneo, 't warmst ‘M'ama non m'ama’ van Mascagni en de Rondo uit Bellini's Sonnambula, dat in dezen tijd nog poëtische diepten heeft. Daar werd zij ook 't warmst toegejuicht.
Cornelis begeleidde (het instrument was te vol en te groot); Herman Leydensdorff speelde de f-majeur sonate van Mozart en het d-mineur concert van Tartini. Ik bewonderde Cornelis in Mozart, den violist Leydensdorff in Tartini, dien hij van 't begin tot 't einde met een schoon élan en nobele passie voordroeg.
En we behoeven geen ‘Rouw om 't jaar’ te hebben....