Hendrik Rijnbergen (Concertgebouw) [Kleine orkestbezetting voor Mozart en Bach]
Op het podium Evert Cornelis' kleine Mozart-orchestje, dat begon met de ouverture van Figaro's Bruiloft. Cornelis herstelde het oude ensemble voor zoo'n ouverture, voor zoo'n Mozart-symphonie in zijn historisch bezetting: een sterk gereduceerd strijk-orchest, wat de kleuren, de accenten rijker, verscheidener, dieper en verfijnder maakt. Ik ben benieuwd of hij nog verder zal gaan in de toekomst: of hij b.v. in plaats van de ventiel-hoorns en ventiel-trompetten de vroegere natuur-instrumenten zal laten blazen wat weer een juister coloriet zou geven. En of de historische vertolking der muziek ook zal doordringen tot de metteurs en scène van Bachs verschillende Passionen, welke geheel tegen de bedoeling van den componist nog immer gezongen worden door een monster-koor en begeleid door een orchest waarvoor Bach nooit geschreven heeft Er zijn menschen (aesthetici), die moord en brand schreeuwen als Mengelberg een instrumentje verandert bij Beethoven. Waarom gaat die steile geloofsbelijdenis in een componist niet op voor Bach? Ik zou gaarne een verklaring weten op die zonderlinge inconsequentie, en ik zou Bach ook wel eens in het origineel willen hooren.
Hendrik Rijnbergen speelde met hetzelfde kleine orchestje Mozart's g-dur vioolconcert. Hij speelde het onberispelijk maar hoe zou het komen, dat Zimmermann die een leeftijd bereikte, waarop men meer illusies en droomen zag sterven dan Rijnbergen, die deze droomen en illusies nog moet hebben, het zooveel warmer speelt, zangeriger, evocatiever en bloeiender van liefde? Wat Rijnbergen gaf, was niet zonder élan, niet zonder persoonlijke opvattingen en niet zonder eene zekere technische meesterschap, maar het was ook te uitgemeten, te hard en te weinig melodisch. Wat brengt hem er b.v. toe om bij 't begin van het Adagio, de vier noten waarmee de melodie zoo hemelsch ontwaakt, te verdoezelen en een geheel ongemotiveerden, onmuzikalen nadruk te leggen op de twee volgende noten? Ik hoop, dat Rijnbergen dit zomersche nachtlied nog eens zal leeren zingen met de zachtheid, den gloed de eindelooze meditatie en de wijde melodische welvingen. Hij heeft er werkelijk de techniek voor.
Het Muziek-college heeft eene enquête gehouden over Mozart en er zijn ontzettende antwoorden ingekomen van onze muzikale vaandrigs. De critici, die niet uitgenoodigd schijnen te zijn, hadden niet onbeduidender kunnen reageeren. Maar als men mij nog vroeg ‘Wat is u Mozart’, dan zou ik verwijzen naar J. Martin S. Heuckeroth:
‘Als men Köchel's Verzeichniss inziet is 't onbegrijpelijk, dat er behalve 't zoo dikwerf gehoorde nog zooveel moois is, tot welker uitvoering men nooit komt. Op alle gebied, o.a. Sinfoniën, Serenades, divertimenti enz. enz., waaronder prachtstukken; en ik herhaal er is zóóveel! Op kamermuziekuitvoeringen hoort men nooit een der heerlijke quintetten of zijn trio voor viool, alt en cel, zelfs een van de duetten voor viool en alt zou waarachtig niet misplaatst zijn. Waarlijk, men mocht den goddelijken Amadeus wel wat beter gedenken, dan alleen bij 100- en 125-jarige jubileums.’
Is dat geen idée voor het Concertgebouw of voor Cornelis? Mozart schreef 41 symphonieën, Haydn 125.... Wat hoort men er van en waarom niet eens een ‘cyclus’?
Het was er zéér druk op deze Mozart Beethoven-uitvoering (de Achtste) en zeer onverwacht-druk.