Fransche Opera: Carmen
Men kan de houding van den directeur der Fransche Opera die hier Carmen geeft, één dag nadat de Nederlandsche Opera hier Carmen gaf, niet goedkeuren. Wij gunnen hem veel voorspoed, maar hij moet ons niet met voorbedachten rade in de wielen komen rijden, omdat dit niet in overeenstemming is met de welwillendheid, waarmede wij den heer Roosen altijd begroet hebben noch met de levenskunst en de ridderlijkheid, welke wij voor zijne beste eigenschappen hielden.
Wanneer de heer Roosen het evenwel toch nog noodig mocht vinden om zijn gezelschap ter concurrentie uit te sturen met een pas opgerichte opera, laat hij dan korte metten maken. Hij wordt gesubsidieerd met 60.000 gulden en heeft dus een noemenswaardigen voorsprong. Hij moet het echter niet wagen, om alleen te werken met de reputatie van zijn troep of met de reputatie van de Fransche kunst in het algemeen, want wij zullen er niet inloopen.
De ‘Carmen’, welke ons gisteravond vertoond werd, is de slechtste, die wij tot dusverre in Amsterdam gezien hebben. Ik weet niet, wat het meest grievend was: dat men ons, Amsterdammers, zonder daarin door den vollen schouwburg belet te worden, kan behandelen als domme provincialen zonder onderscheidingsvermogen, of, dat de goddelijke muziek van Bizet op zulke tartende wijze werd gehoond.
Om het eerste bedrijf te karakterisseeren, naar waarheid zou ik niet genoeg woorden van afkeuring kunnen bedenken.
Daar was in de eerste plaats een orchest, dat deze partituur niet kon vertolken; daar was vervolgens een koor, waarvan de afschuwelijke klanken ten slotte een publieke vermakelijkheid werden, daar was een dirigent (de heer Zeldenrust), die zijn toevlucht nam tot het houterigste tempo om koor en orchest eenigszins bij elkaar te houden en de muziek soms nog moest laten verloopen tot een wanordelijk, ondefinieerbaar gekrijsch, daar was een Don José, die met zijn verouderde stem, zijn verouderde gestalte, zijn verouderde actie beter thuis hoorde in een zesde-rangs-theater dan in den Stadsschouwburg, daar was eene middelmatige Micaëla, die in de algemeene verbijstering alle zelfbeheersching scheen te verliezen.
En de Carmen van mej. Lucia Nordi? Ik heb alle respect voor hare sonore, warme altstem, waaruit nog veel schoonheid groeien kan, maar haar spel is dat van eene beginnelinge. Veel cranerie, veel effectbejag en veel smakeloosheid. Alles dik er op gelegd. Haar tamboerijnen en castagnetten waren ketelmuziek, hare accenten waren pathetisch, prekerig, verwaten en te zelfvoldaan om maar 't geringste idee te suggereeren van een betooverende en diabolieke noodlots-Carmen. In het Carmen-type zal 't insinueerende en de suggestie altijd meer indruk maken dan het uitgesprokene, laat staan het dik-opgelegde: Carmen is eene bezweerster. De onbeholpen dansen van mej. Nordi leken naar niets en misten zoowel kunst als naïveteit.
Na het eerste bedrijf herstelde de uitvoering zich eenigszins, daar de solisten-ensemble's in actie kwamen en eenige leiding konden geven aan koor en orchest. Maar de Escamillo van Leroux was eene nieuwe teleurstelling; zijne stem is goed gewèèst, doch volmaakt afgezongen en kon zelfs eenvoudige intonaties niet meer beheerschen.
Voor grove ongelukken hebben de solisten ons weten te bewaren, geene enkele slordigheid hebben zij ons echter kunnen sparen. Alles ging vierkant verder en de hoorder verloor noot voor noot het laatste greintje belangstelling. Ik wil u de oorzaak noemen van zooveel misdaden op één avond: De Fransche Opera gaf gelijktijdig Tosca in Den Haag en Carmen in Amsterdam. Doublures van dien aard maakt een verstandig directeur alleen in kleine stadjes en wij hebben het recht om deze manier van doen te beschouwen als eene uitdaging.
Wij kunnen deze slechts op ééne wijze beantwoorden: door onzen steun aan de Nederlandsche Opera. Ik heb mij nooit op een relatief standpunt gesteld en nooit de praestaties van den directeur Koopman beoordeeld naar een Hollandschen maatstaf. Wanneer ik echter aan zijne Carmen-vertooning denk, die in dit blad werd afgekeurd, en haar vergelijk met wat de Fransche troep ons gisteren voorgoochelde, dan moet ik haar wel zeer bewonderenswaardig vinden. Ik verwacht, dat de Amsterdammers, met mij deze amende honorable doen; wij erkennen dan slechts, beetgenomen te zijn door den heer Roosen. Wanneer er geen Nederlandsche Opera was, konden wij dit niet erkennen.