Kon. Oratorium-Vereeniging: Requiem van Verdi
Men schrok even bij het zien van mevrouw Anna Stronck-Kappel: zij is spier-wit geworden. Alle zangeressen, die wij hooren onder onze landgenooten, zijn nu vergrijsd: mevrouw Noordewier-Reddingius, mevrouw De Haan-Manifarges, mevrouw Stronck-Kappel, mevrouw Tilia Hill....... (er zijn er nog meer) en bij allen, mevr. Noordewier uitgezonderd, komt men tot dezelfde treurige waardeering: ja, haar stem heeft wel een beetje geleden. En dan zijn wij nog mild, omdat het ons, als publiek of als critici, eigenlijk niets aangaat. Maar hoe zal de gemoedstoestand zijn van onze jonge zangeressen, die eene prachtige stem hebben en er les mee moeten geven in plaats van te zingen? Want het is in ons land overal dezelfde gedragslijn: wanneer men geen vreemdelingen laat optreden, dan neemt men vergrijsde veteranen: bij Tierie, bij Mengelberg, bij Schoonderbeek.
Een zonderlinger solo-quartet dan gisteravond hoorde ik nooit: twee Italianen (Mazzoleni, Reschiglian) en twee Nederlanders (mevr. De Haan en mevr. Stronck). De antithese was onvermijdelijk. Men kon linguïstische studies maken in de uitspraak der klinkers, muzikale studies in de twee soorten van klank-vorming, twee soorten van rythme, van voordracht, van passie. Overal hoorde men hetzelfde dualisme: een Italiaansche en een Hollandsche Verdi; nergens kwam men tot de eenvoudigste homogeniteit of tot de simpelste eenheid van stijl. Er scheen ook niet naar getracht te zijn en het is mij een raadsel, hoe Tierie dat kan rechtvaardigen. Het solo-quartet zong geen maat, waaruit niet bleek, dat men te weinig gerepeteerd had. Mazzoleni was verreweg de beste van timbre, Reschiglian de muzikaalste en de hartstochtelijkste, mevr. De Haan zeer slecht gedisponeerd en bijna zonder expressie, mevr. Stronck geheel onbevredigend, vooral in de hoogte. De octaven voor alt en sopraan in het Agnus Dei waren bijna onverdraaglijk van intonatie.
De prestaties van het Concertgebouw-orchest staan ditmaal bovenaan en daar 't weer 't oude liedje was: 's Zaterdags Den Haag, 's Zondagsmiddags Amsterdam, 's Zondagsavonds Verdi, is die onvermoeibare frischheid zeer vermeldenswaard; het artistieke enthousiasme, waarmee het orchest zich aan de muziek geeft misschien nog meer, want voor al dat ‘losse werk’, (repetities, generale repetitie, twee uitvoeringen) krijgen de heeren geen cent betaald.
Het koor heeft onder leiding van Tierie goed gezongen. Hoogtepunten waren de inzet van het Dies Irae en de Sanctus. Dat niet alles bevredigde ligt niet aan het koor. Het stemmen-materiaal is buitengewoon voortreffelijk en met zes maanden training kan het op het peil gebracht worden van het Toonkunst-koor. Maar voor die training schijnt Tierie evenmin de man te zijn als voor een trouw-gestileerde uitvoering van den Italiaanschen Verdi.
Over het Requiem zelf spreek ik liever niet: het is een onverwelkbaar meesterwerk, doch bij de analyse zou het telkens luiden: dàt was er niet in de uitvoering, dàt niet en dàt niet.
Deze eentonigheid zou te bitter stemmen en het koor der Kon. Orat. Ver. heeft dat niet verdiend.