Nederlandsche Opera: Carmen (Paleis voor Volksvlijt)
Alles was ‘jeugdig-dramatische sopraan’ geworden: Micaëla, Frasquita, Mercedes, Carmen. En de jeugdig-dramatische sopraan, die pas de stille Margaretha speelde, trad nu op als onweerige Carmencita. Ik zie haar nog het tooneel over schrijden bij de première van Faust: rustig en onverstoorbaar als een tank. Ik zag haar de vorige week terug in denzelfden Faust: daar was beweging en vibratie gekomen in die overweldigend-houten zedigheid, maar eene rol, overlegd, gestileerd en levend, werd het niet. Nu deze salto mortale.... Hoe lang zou zij er over gedacht hebben? In drie weken prepareert men geen Carmen. Wie heeft haar den onmogelijken raad gegeven? Wie is de schuld van deze vergissing? Wie liet de zangeres al deze nuttelooze en onvruchtbare moeite doen? Margaretha leerde wat springen en armzwaaien, zij tracht te heupwiegelen en arabische buikdansen te suggereeren, zij maakte verleidelijke halsjes, satanieke oogjes, wuifde met de tamboerijn, trachtte te doen alsof zij castagnetten in de vingers had... en ik kan me voorstellen dat welgezinden, en ik ook, dat voor acteeren houden, ofschoon men niet ééne natuurlijke, onbewuste lijn gezien heeft in de figuur. Maar de stem, heeren directeur adviseur en kapelmeester, de stem der Carmen-melodieën? Het onweerige, onberekenbare, onvermijdelijke, het hypnotiseerende? Het donker-diepe accent, de grillige zwoelte, de samengepakte expressie en de bezetenheid? Ik heb Margaretha de vorige week nog prachtig zien sterven in haar kerker en met veel talent in eene extase zien staan; dat was uitstekend. Doch deze Carmen van mej. Helene Horneman - kom, dat is niet serieus meer, dat is juist het tegenovergestelde van Carmen en men kan haar aanleg wel beter gebruiken, dunkt me.
En verder? Ik durf er nauwlijks iets van zeggen. Er was geen achtergrond; alles stond in één tonaliteit. Het verliep koel, geleidelijk en men was blij, dat het zonder ongelukken ging. Cris de Vos als Don José kwam pas op dreef in het derde bedrijf, toen de lyriek achter den rug was; de Escamillo scheen Anton Dirks niet te liggen; het klonk hem te laag om juist geaccentueerd te zijn; wij hebben Annie Ligthart nog niet zoo onzeker, onvrij gezien en flakkerend van klank; waar was haar meesterschap? de Zuniga van Coen Muller voldeed niet; dat bleef te joviaal, te rammelend en te verbrokkeld; J. van Bijlevelt's Dancaïre was heesch en hortend; het zigeuner-quintet miste evenwicht, fijnheid, afronding en vooral klankschoonheid. Zelfs het ballet bij Lilas Pastia mislukte, want vooral in 't begin hadden Elsa Dankmeyer, Hortense Valesco en Betty Brouwer een rythme, dat niet overeenstemde met het orchest en dat ondanks goed-bedoelde pogingen niet meer tot harmonische samenwerking raakte. Koor en orchest achter de scène hadden in het vierde bedrijf fatale momenten, en zoo waren er vele teleurstellende détails, welke de habitue's der Italiaansche en Fransche Opera niet nieuw zijn, maar die daar altijd werden opgeheven door de Carmen, door den Don José of door eene soort van bezieling in het geheel, een zekere natuurlijkheid van musiceeren, die eigenaardigheid van rasechte voeling met het gegeven, welke men hier bijna systematisch afdempte. Er was maar één troost: de verzorgde koren, de nieuwe regie en het orchest, zooals het de verschillende intermezzo's gaf. Dat waren geen onverwachte accenten, het was niet onweerstaanbaar van leven maar het klonk gaaf, àf en veilig.
Deze Carmen-opvattingen zullen niet veel voorstellingen halen met volle Paleis-zalen als gisteren, want de fouten, welke gemaakt werden in de verdeeling, zijn te principieel. Wie van deze fouten de auteur is, moeten heden de directeur Koopman, de adviseur De Vos, de regisseur Engelen en de kapelmeester Van Raalte maar onder elkaar uitmaken. Ik acht mij daartoe niet bevoegd, omdat ik van alle toevalligheden niet op de hoogte ben. Ik geloof Van Raalte echter niet te kort te doen wanneer ik meen, dat deze felle, diabolieke en zuidelijke muziek niet in de lijn valt van zijn temperament. Ik wil dat later nog eens analyseeren met alle respect voor zijn zeer degelijk kunnen. Wanneer hij verstandig is, houdt hij zich aan de opera seria en draagt Carmen spoedig over aan zijn collega Richard Heuckeroth. Ik verwacht veel meer van Van Raaltes Lohengrin of Fidelio.
En aan het einde van deze bespreking moet iets gesignaleerd worden, wat bijna ergerlijk is: de versche vertaling, op naam van N.H. Wolf, welke niet gezongen wordt, maar die men gedrukt koopt.
Ziehier een voorbeeld uit Carmens Habanera:
‘Ja, de liefd' is van alle zaken
Het minst te brengen onder dwang;
Zij bedriegt hen, die vurig haken,
En komt toch niet, al roept men lang.
Zij verhoort geen beê, minacht de vloeken,
De een spreekt veel en d'ander zwijgt......
'k Heb den laatste mij verkoren,
Hij zegt niet veel, - ik houd van hèm.
De liefde is een rare zaak!
Zij biedt den menschen veel vermaak!......
Als jij niet mij bemint, bemin ik jou!
Neem je in acht als ik bemin!’
Dat is óók niet serieus meer.