Nederlandsche opera: De bruiloft van Figaro (Stadsschouwburg)
Het was zéér mooi. En toen om kwart vóór twaalf het groote solisten-ensemble de finale eindigde, heeft geen enkele oneerbiedige de laatste maten verstoord, want men zat verrukt. Wij hadden een meesterwerk gehoord met meesterlijke vertolkers, wij zagen eene kostbare costumeering, magnifieke décors van een prachtlievenden directeur, eene regie, waaraan niet 't minst haperde, fraaie koren, een altijd welluidend orkest...... wie verbetert ons dat, of waar zagen wij dat in ons land ooit beter? Leve Koopman, die met zijne Nederlandsche Opera werkelijk eene schitterende strategie voert. Ik zou mij immers erg in zijne bedoeling moeten vergissen, wanneer hij de uitvoering van ‘Die Hochzeit des Figaro’, welke tegen de lente van 't volgend jaar, onder ‘protectoraat’ van het Concertgebouw en onder leiding van Willem Mengelberg, aangekondigd wordt met eene lange rij buitenlandsche solisten, niet definitief overbodig heeft willen maken. En deze schitterende manoeuvre zal lukken. Het zou me niet veel moeite kosten om eene serie bittere opmerkingen te maken, nu ik herdenk, hoe het Concertgebouw, dat nóóit de inheemsche kunst protegeerde, volmaakt nutteloos protector gaat spelen over eene verzameling vreemdelingen en prijsjes vraagt van twintig gulden. Maar sinds gisteravond is die heele opzet al belachelijk geworden van pedanterie en van miskenning onzer eigen krachtige kunstenaars.
Wij zijn er niet voor teruggeschrikt om de Faust-voorstelling der Nederlandsche Opera rechtmatig te veroordeelen. De heer Koopman beloofde ons reeds een complete revanche. Wij behoeven geen chauvinisten te zijn, omdat wij precies weten, wat wij kunnen praesteeren in Nederland en omdat het eene onomstootelijke zekerheid werd, dat al die buitenlandsche humbug veel geld kost en eene reusachtige verlakkerij is. Wij zagen dat tot vervelens toe in Den Haag, bij de Wagner-Vereeniging, bij den zwendel der verschillende soorten van Mai-festspiele en andere protectoraten. Wij behoeven niet eens te roemen op zulk een vlekkelooze vertooning als gisteren van Figaro. Het is immers eene simpele waarheid, dat wij de beste zangers der wereld hebben. Alle buitenlandsche dirigenten, publieken, kranten en concert-agenten erkennen het sinds tientallen jaren. Wij hadden niets noodig dan den greep van 'n energiek en zakelijk leider. Die kwam er en wij kunnen nu àlle Fransche, Italiaansche en Duitsche gezelschappen zonder de minste bitterheid dulden, daar zij tóch overtroffen worden. Wie dom genoeg is om voor de vreemdelingen zijn twintig gulden neer te tellen, moet het zelf weten.
Die beste zangers der wereld waren gisteren wel héél subliem. Ik denk in de eerste plaats aan Liesbeth Meissner (Gravin) en Annie Ligthart (Susanna). Toen Meissner in het derde bedrijf hare goddelijke aria gezongen had, kon dat nog alleen overtroffen worden door het goddelijke duet van Meissner en Ligthart, dat op die aria volgde. Dat was een hoogtepunt van ideale harmonie en weelderigheid van zingen. En de heele Susanna-partij werd één lange bewondering voor het spel, naïef, jong, gracieus en warm, voor de stem, die soepel was, streelend, verrukkelijk van gouden glans, en voor de charmante verliefde gestalte. Hare aria van het vierde bedrijf, een voortdurend zomersch geluk, klonk onvergetelijk.
Ik denk dan aan den Cherubin van Tilly Westenberg, een en al bekoring, en de beste travesti, die we van deze rol zagen. Wat gaf ze levend spel en samenspel, wat zong ze de romance delicaat en melodieus! Coen Muller was een Figaro, die ik het vorig jaar reeds bewonderde, maar zou hij niet een beetje op willen passen om het lyrische niet te veel op den achtergrond te dringen door het comische? Hij was tintelend en geestig, doch had zonder moeite accurater kunnen zingen en dat blijft bij Mozart onontbeerlijk. Ed. van der Ploeg als Graaf, toonde buitengewone aanwinsten in zijn spel en in zijn stem, waarin alleen nog te waardeeren valt, Kubbinga gaf een karakteristieken Bartolo en Louis van Tulder heeft zijn debuut uitstekend voortgezet als Basilio.
Dat waren de voornaamste, die voortdurend triomfen hadden bij open doek en volle zaal.
De kapelmeester Albert van Raalte treft het. Hij had het geluk zich het vorig jaar volledig in te werken in ‘De Bruiloft van Figaro’ en dirigeert nu met een tienmaal beter koor, tienmaal beter orchest, tienmaal betere decors en met zulke magnifieke solisten!
In wat voor visionnaire en liefelijke wereld wij vier bedrijven lang geleefd en gedroomd hebben is onbeschrijflijk.