Fransche Opera: Thaïs (Stadsschouwburg)
Met eene voorstelling, welke in alles leek op die van andere jaren, heeft de Fransche Opera hier willen openen. Men gaf Thaïs, niets dan Thaïs. Er was eenige liefhebberij voor zwaar-ritselende gewaden van de zuiverste kralen, gelijk de heldin ze droeg vóór hare bekeering, te zamen met de solo-danseressen. In het ballet merkte men ook verschillen met vroeger en goede bedoelingen, maar tot een stijl kwam het niet en evenmin tot een expressies. De decors hebben niet minder verdiensten dan die, waarmee de andere Hollandsche muziek-gezelschappen zich tooien, zooals de Italiaansche en Nederlandsche Opera, de Wagner-vereeniging en de vele Duitsche troepen. Het kwaad, dat wij er van zouden kunnen zeggen, is dus geenszins nieuw. Voor het feest in het tweede tafereel had de regisseur Faber echter een zestal engeltjes uit Den Haag meegebracht, die geenszins uitmuntten in sierlijkheid; we waren die engeltjes niet gewoon en daar er zoo weinig hervormd wordt, had men die kinderen ook wel hunne nachtrust kunnen laten. ‘De zaal in de woning van Thaïs’ heeft ons even getroffen als een Byzantijnsche beddenwinkel; er was bovendien eene Venus, tot wie geen enkele Alexandriër had willen bidden, al ware hij nog zoo aan haar verknocht.
Waarom gaan wij naar Thaïs?
Om Roosen, die een onzer bewonderenswaardigste kunstenaars is, den Athanaël te hooren zingen, en om Emma Luart te zien als Aphroditische zangeres. Beiden waren prachtig.
Maar Roosen, wat méér dan tijd werd, kondigde een belangwekkend plan de campagne aan. Zou Amsterdam er ook wat van krijgen? Wij verwachten minstens Pelléas et Mélisande….