Wagner-Vereeniging: Tristan und Isolde
Wanneer zou dit voorbij zijn...... de smaad, dat Nederland eene vereeniging denkt noodig te hebben om Wagner op te voeren? Een vereeniging, die in haar eersten tijd, zooveel jaren geleden, eene mooie daad was van reactie en enthousiasme tegen conservatisme, die maar eindeloos reageeren bleef toen haar enthousiasme dood en heel ons land Wagneriaansch was, en die nu nog reageert...... tegen wie, tegen wat? of waarom en hoe lang nog? Dat weet zij zelf niet; iedereen hier kent Wagner van buiten, wij leverden aan de wereld de beste Wagner-zangers, in al onze steden vinden regelmatig Wagner-opvoeringen plaats en tóch hebben wij den smaad, wij achterlijke bende, van een Wagner-vereeniging.
Wij zijn verregaand naïef, op het imbecille af. Wij meenen b.v., dat voor een zeilschip van feestelijk-smakelooze lappen en tapijten, divans, bonte kasten en kisten, alles zonder de minste voornaamheid en schoonheid gerangschikt, een professor moet komen uit München. Wij meenen b.v., dat er niemand in ons land is, die zoo'n conventioneel boomenpark met een conventioneele poort in elkaar kan timmeren zonder eenige atmosfeer. Daarvoor moet professor Fuchs komen uit München, evenals voor den Bretonschen burcht, eene zeldzame apocalyps van stijltjes en een Babylonische verwarring van de fijnste romantiekjes.
Goede hemel! het ziet er nieuw en pas-geverfd uit en het schijnt, dat wij dan al blij zijn. Maar...... als Roelvink, of Lensvelt, of Roland Holst, of Royaards, of Verkade, of Heijermans (regisseurs, waarde landgenooten) die splinter-nieuwe zotternij in elkaar gezet hadden, zouden wij dan geen moord en brand schreeuwen? Volkomen terecht.
Wij zijn verregaand naïef op het imbecille af. Edith Walker (Isolde), eene Amerikaansche, heeft eene reputatie; zij heeft minstens twintig groote buitenlandsche kranten achter zich. Ah! roer niet aan de dame; hare gebaren zijn smakeloos en houterig, hare expressie monotoon, hare mimiek belachelijk, spelen kan ze haast niet, het hooge register harer stem klinkt altijd loeiend en pijnlijk geforceerd, met gebrekkige overgangen naar het medium en schrikkelijke kleurverschillen, zij zingt de noten bovendien zeer slordig - - ah! roer er niet aan: Wij moeten onze critiek een beetje opsparen voor landgenooten, mijne heeren collega's; gij hoort immers niet, hoe Ottilie Metzger-Lattermann (Brangäne) met het meest onlyrische geluid, dat men zich denken kan, voortdurend tegen den toon aanzong oorverscheurend!, dat Theodor Lattermann (Kurwenal) te beginnen met het Moroldslied, voortdurend geknoeid heeft en zijne hoogte zeer slecht beheerschte, dat Hermann Schramm (zeeman en herder) een middelmatig tenortje is, dat wij werkelijk niet uit den vreemde behoeven te laten komen. Dat hoort gij niet; evenmin als gij Donderdag-avond hoorde, dat mevrouw Charles Cahier allesbehalve subliem zong en de muziek hier en daar arrangeerde, ter wille van haar stem, die gij zoo volmaakt heet, dat de tenor Meader, over wien gij zoo in de wolken waart, de grootste moeite had om in het ensemble te blijven en er zelfs uitgevallen is. Dat zijn dingen, die bij u alleen tellen voor landgenooten.
Wij zijn naïef... De leider der Wagner-vereeniging is leider van een conservatorium, waar natuurlijk een zangklasse, een klasse voor declamatie, en andere benoodigdheden voor Wagner-uitvoeringen bestaan. Doch in al die jaren van zijn directeurschap leverde dat conservatorium nog niet den nietigsten Melot, niet den nietigsten herder of zeeman. Is er geen talent in Holland? Dan hebben wij geen conservatorium noodig. Is er wèl talent in Holland? Dan deugt uw conservatorium niet.
Wanneer komt gij er mee voor den dag, Viotta, met de resultaten van uw conservatorium of uw Wagnervereeniging? Ik kreeg een idee, toen ik Edith Walker zoo onheilig hoorde loeien. Had mej. Elise Menagé Challa eens voor die rol gezet. Zij is een jonge, zeer talentvolle kunstenares, met een prachtige stem. Waarom niet? Omdat er dan wat langer gerepeteerd moet worden? Of omdat gij te oud werdt om 't te wagen met jonge krachten? Die jonge krachten zouden geen kwaad doen aan uw rythme, uw tempo, de buigzaamheid uwer melodie, welke jong bloed en een jonge ferveur hard noodig hebben. Het begint te traag en te hartstochteloos te klinken. Wij verlangen dat allemaal anders: actueeler, doorleefder, exuberanter, verliefder, brandender, sensueeler van coloriet en accent. In 's hemelsnaam niet zóó, als een deuntje, dat men reeds twintig jaar neuriet.
Ik weet niet of men gisteravond even trouw aanbeden heeft als anders. Geen maat van de Tristan-partituur werd ons onthouden en het duurde lang, vreeselijk lang, die quasi-recitatieven met onbeduidende noten, die choraal-melodiek met onverstaanbare of onwaarschijnlijke woorden. De entrée van Tristan! Dat motief is toch een beetje te onexpressief, te emphatisch, te gerekt en eentonig, niet waar? Die sympathieke, philosophische overpeinzingen, waarbij liefde, schoonheid, geluk en leven met een wonderlijke hardnekkigheid vervloekt worden, die aarzelingen en breedsprakigheden (Koning Marke!), waaraan alle personen om beurt lijden, zelfs de Engelsche hoorn, die alle actie en alle dramatiek kwartieren lang stopzetten, dat is toch eigenlijk criant vervelend en onaesthetisch, niet waar? Laten wij niet snobbistisch zijn. Frederik van Eeden heeft er u jaren geleden reeds op gewezen in een origineel artikel, dat Tristan larie is. Ik durf zoo ver niet gaan, maar mij dunkt toch, dat er tientallen bladzijden geschrapt kunnen worden met voordeel voor de magnifieke passages. Zelfs Jacques Urlus als Tristan helpt niet over die lengten heen. Ook niet al zou hij weer tenor zingen gelijk vroeger, lyrisch melodiseeren gelijk vroeger en zich minder laten beïnvloeden door eene onmuzikale omgeving. Hij leek me gisteren bijna een bariton; zijn stem en gestalte duidden zoo weinig op een juvenielen Tristan en in het derde bedrijf was hij weer zoo onaannemelijk gecostumeerd!
Het Residentie-orkest vergoedde ook niet veel en wanneer ik de heele voorstelling moest analyseeren, hoeveel bedenkelijkheden zouden er oprijzen uit het ensemble, dat met een dirigent, die tijd en jeugd heeft, even goed zou kunnen zijn als het Concertgebouw-orkest! Hoe jammer en hoe bitter. Maar reeds de allereerste, opschrikkende accoorden klonken niet, gelijk wij dat wenschen en gewoon zijn, als een bewust-worden van smart, als een levend geluid. Er was geene nuance, geene bezieling en niemand heeft er schuld aan dan de onbewogen dirigent.
Dit alles, helaas, is bittere critiek voor de leden der Wagner-Vereeniging, die altijd nog gevormd wordt uit het doorluchtigste gedeelte onzer maatschappij en zonder twijfel hare idealen heeft. Doch ik ben zoo vrij hen er op te wijzen, dat hun steun méér behoort aan de Nederlandsche Opera en dat het ook hunne meening behoort te zijn: Nederland voor de Nederlanders.
Wij zijn ver genoeg gevorderd om Wagner zelf te zingen en zelf op te voeren. Wij zijn ook ver genoeg gevorderd om te eischen, dat dit gebeurt.