[Exorbitante honoraria voor buitenlandsche solisten]
Het stond geschreven, dat ik op dezen Mahler-dag twee kwaadaardige impressies zou krijgen van den zonderlingen geestestoestand der Duitsche zangers, met wie Mahler zooveel te tobben heeft gehad.
De Berlijnsche correspondent van 't ‘Neues Wiener Journal’, publiceerde 1 October, avondblad, een interview met Paul Knüpfer, den beroemden Gurnemanz van Bayreuth, die daarin ‘Persönliche Erinnerungen an Gustav Mahler’ zou geven. Mahler komt er nauwelijks in en zijn gedachtenis dient alleen als exploitatie-middel. Maar één stuk krenkte mij bijna persoonlijk:
‘Of zich na den oorlog de gages der kunstenaars in eene stijgende linie zullen bewegen? Dat geloof ik niet, ik vrees integendeel, dat de gages der zangers zullen vallen. En het gevolg daarvan zou zijn, dat het “Bildungsniveau” der kunstenaars ging zakken. In de laatste twintig of dertig jaren is menigeen, die de eigenschappen had om een bekwaam arts of een goed advocaat te worden, tot de opera gegaan, wijl bij de opera naar verhouding goed betaald werd. Vielen de theater-honoraria en zouden dus de mogelijkheden om te verdienen niet beter zijn dan in andere beroepen, gelijk tot dusverre 't geval was, dan zouden de ontwikkeldere (gebildeteren!) elementen weder een humanistisch beroep kiezen.’
Honorarium -, dat is dus alles wat er overbleef van het goede Duitsche idealisme, waarvoor Wagner nog zijn leven zou gegeven hebben.
En een anonymus, die zonder twijfel eigenschappen van een satyr heeft, stuurt mij een Duitschen brief met het verzoek om onderstaand ‘Inserat’ in ons blad op te nemen:
‘In der Zeit zwischen 1. Juni und 15. Sept. kommen alle Vorbereiterinnen und die Schüler nach Nösund um dort unter M.me Cahier's persönliche Leitung die Studien weiter zu treiben. Nösund ist ein kleines, idylisches Seebad an der Westküste von Schweden und via Hamburg - Sassnitz - Trelleborg - Gothenburg von Holland aus in ca. 31 Stunden zu erreichen. Der Preis für ein einfaches Zimmer und die Ganze Beköstigung beträgt nur K. 3.75 p. Tag = Fl. 2.40 c. der Unterricht für Privatstunden bei M.me Cahier K. 40. - = Fl. 26.80 und bei den vorbereitenden Lehrerinnen K. 10. - = Fl. 6.70.
Stimmprüfungen resp. Vorsingen bei M.me Cahier kann hier in der Zeit wo sie sich in Holland aufhält, das ist bis 18 Okt. geschehen bei vorheriger Anmeldung in Doelen Hotel in Amsterdam. Das Honorar für das Vorsingen beträgt Fl. 15.-’.
Mevrouw Charles Cahier had dit prospectus doen leggen in de programma's van het Concertgebouw en er blijkt uit, dat zij ergens in Zweden een soort kostschool houdt, waar men voor f 26.80 eene Privatstunde kan krijgen en dat voorzingen in het Doelen Hotel f 15. - kost.
Ik weet niet of mevrouw Charles Cahier ons voor onnoozele barbaren houdt en wil haar dus verwittigen, dat het mij voor de borst stuit om onder zulke omstandigheden muziek-critiek te schrijven. Ik geloof ook, dat wij het volste recht hebben om tegen deze combinatie van commercialisme en kunst te protesteeren. Het is mevr. Charles Cahier in 1913 niet moeilijk gevallen om zich hier met Mahler's Lied von der Erde eene snelle reputatie te veroveren en zij schijnt te denken, dat hare voortreffelijkheid daarbij de groote rol speelt. Mevr. Cahier vergist zich. Er bestaat ter wereld geen partituur, welke de schoonheid zoo overvloedig uitstraalt als Das Lied von der Erde; ook geene, waar de expressie zoo diffuus wordt vertolkt, waar men evenveel dankbaarheid verschuldigd is aan den hoboïst, den solo-violist, die hunne goddelijke melodieën goddelijk spelen, aan den dirigent en het heele orkest, als aan de zangeres. Inderdaad, wat zoudt gij doen, zangeres, als het orchest of Mengelberg uw hoogmoedigen avond eens wilde laten mislukken?
Men moet de zaak nog van een anderen kant bekijken. Mevrouw Charles Cahier maakte een tournée met het Concertgebouw, waarvoor zij, naar ik hoor, 5000 Mark (drie duizend gulden!) honorarium ontvangt, plus de propaganda voor haar school en het voorzingen. Het is een reusachtig bedrag, wanneer drie zulke zangeressen de heele gemeente-subsidie verslinden en ik geloof niet, dat er één gezichtspunt is vanwaar deze toestand kan verdedigd worden, die een hoon is voor al onze musiceerende landgenooten. Ik ben er van overtuigd, dat géén der Concertgebouw-abonné's de uitvoeringen bezoekt, om daar een buitenlandsch gouden kalf te komen aanbidden. Het bewijs daarvan is, dat het eenige wàre succes van mevr. Foerstel Mahlers Achtste, van mevr. Cahier Mahler's Lied von der Erde was en dat al hun overige vertooningen min of meer fiasco leden. Wanneer het Concertgebouw (d.w.z. Mengelberg) Meta Reidel voor den alt- en Louis van Tulder voor den tenor-solo gezet had, zou deze vertolking, die orchestraal zulke geraffineerde volmaaktheid bereikte, niet minder enthousiasme gebracht hebben. En wij kunnen nog andere Nederlandsche zangers voorstellen. Zou er één hoorder van gisteravond tevreden zijn over den tenor Georg Meader, een matte en zwakke stem? Of hij Engelschman is of Duitscher, het blijft een hoon, dat vreemdelingen van deze middelmatigheid onze landgenooten, die hen verre overtreffen, verdringen. Ik erken dan ook niet te begrijpen, dat mijn gewaardeerde collega's der andere bladen, dit euvel nooit wenschen in te zien en er niet tegen wenschen te kampen, terwijl hunne theorieën over ‘het virtuozendom’ zoo schitterend zijn.
Wij hebben minstens een twintig zangers en zangeressen, die van mevr. Cahier en den heer Meader niets kunnen leeren, doch systematisch buiten de muren van het Concertgebouw gehouden worden. Deze, die men nauwelijks honoreert, hebben zeker evenveel innerlijken rijkdom als zij, die zanger worden, omdat dit beroep beter betaald wordt dan den advocaten- of doctersstand! En Mengelberg, die hier eene roeping te vervullen heeft, moge zich dit wat beter herinneren in de toekomst. Wanneer wij hèm huldigen, dan is dat óók Nederlandsche hulde en hij behandele zijn landgenooten niet als paria's.
Mevrouw Cahier zong vóór de pauze, een beetje grof geïntoneerd, ‘Die drei Zigeuner’, eene kleine rapsodie voor zang van Franz Liszt. Als intermezzo was het stukje niet kwaad, maar zij had zonder moeite iets beters kunnen kiezen. Ilona Durigo, een andere alt b.v., maakte zich vijf jaren geleden opeens een reputatie met ‘Die Nacht’ van Diepenbrock, dat zij, toen de reputatie gemaakt was, in den steek liet. Het zou meer de moeite waard zijn geweest, om dit meesterwerk nog eens te hooren dan Liszt's ‘drei Zigeuner’. ‘Lenore’ van Henri Duparc, eene soort voorstudie voor César Franck's ‘Chasseur Maudit’ (‘Lenore’ is van 1875, de ‘Chasseur’ van 1882 en beiden werden gecomponeerd op ballades van Bürger) had dan kunnen vervallen. Het stuk van Franck's leerling is op vele plaatsen boeiend en sterk, doch kan niet gelden als een zeer gelukkig speciment van Fransche muziek. De indrukken van ‘Das Lied van der Erde’ hoop ik ongestoorder te kunnen geven bij de uitvoering van Zondagmiddag, als mevr. Cahier tenminste zoo goed wil zijn, om niet verder te speculeeren op Mahler's onvergetelijke gedachtenis.