Nederlandsche Opera: ‘De Juweelen van de Madonna’
Eerst de zomersche plaat der twee gaap-zingende menschen in een lauwerkrans. Toen de rood-wit-blauwe biljetten. Toen de kleine, naakte popjes met het rood-wit-blauw lintje, de billikens der onderneming, die vlagden: Nederlandsche Opera en die iedereen kreeg thuis gestuurd. Toen het reclame-boekje en de portretten. Men zag ze overal. Toen de lichtbeelden in het geëlectriseerde Amsterdam der September-avonden. Toen al die karretjes, rood-wit-blauw, tien, twintig tegelijk, welke met een aanvoerder door de stad trokken: Juweelen met Madonna's - overal. En toen.... deze uitvoering met den speech van Henri Engelen aan G.H. Koopman, voorbeschikt om vereeuwigd te worden:
‘Een wonder, een wonder is er gebeurd. Als de Madonna in een witte wolk is de Nederlandsche Opera tot ons gekomen....’
Dat geschiedde te midden van een uitgebreiden cirkel kransen, te midden van de tevreden solisten. En de heer G. Koopman aanschouwde het ontroerd, hoe hij eene ‘groote daad’ verricht had, eene daad door den wil van één man.
De Nederlandsche Opera is er weer.
Laten wij hem huldigen voor die daad en voor die schitterende overwinning: De Madonna der Nederlandsche Opera, aan wie ik nog vele serenades hoop te brengen.
Wij werden er indertijd goed van op de hoogte gehouden, dat Ermanno Wolf-Ferrari eene zwenking gemaakt had naar ‘het verisme’. Tot aan de Juweelen had hij goede lyrische muziek geschreven, welke de wereld maar langzaam-veroverde, kreeg daar genoeg van en maakte zijne zwenking. De Duitsche en Italiaansche auteurs hebben op al hunne internationale collega's den onnoemelijken voorsprong dat het heelal precies weet wat zij van plan zijn en doen. Hunne uitgevers hebben dit prachtige Barnum-en-Baily-instinct en hunne favorieten hebben steeds stijl-eigenaardigheden om van te veranderen - opdat wij op de hoogte gehouden kunnen worden. Zij hebben de Juweelen ook wel een beetje beroemder gemaakt dan ze verdienen en aan uitgevers-instincten moet het zijn toe te schrijven, dat die Juweelen hier gespeeld zijn. Als tekst is het werk eene copie van Pierre Louis' Aphrodite - eene Godin, die door een minnende van hare sieraden beroofd wordt en de minnende, die voor deze daad geen anderen dank krijgt dan een teleurgestelde dood - als muziek is het een buitengewoon talentvol samenraapsel van Bizet, Mascagni, Wagner, Strauss met hopeloos weinig persoonlijk accent, maar met evenveel vertrouwen in het effect van verschillende razende Napolitaansche hartstochten, optochten, zon en mandoline-spel.
Als libretto en muziek had men honderd betere opera's kunnen kiezen om te openen, maar een moeilijkere had men niet voor den dag kunnen halen. Men behoeft de partituur slechts te zien, die zoo groot is als een tafel of een middeleeuwsch koorboek. Daar zijn de Meistersinger kinderspel bij. Dat stapelt orchest en ensemble op ensemble, het is minstens eene volksverzameling waarin ieder op zijn eigen houtje tracht te zingen, waar een koperen straatmuziek doorheen loeit in een vreemde toonsoort, die het beste koor uit de wijs haalt, waar dan weer eene processie bijkomt, de twee verliefden links van de scène hun hart uitstorten, terwijl de derde rechts staat en luistert, waar op de massa een kinderkoor getorend wordt, en boven alles een piccolo de straat-melodie gilt van Pazzariello. Het is inderdaad reusachtig en drie maanden te voren heb ik den dirigent reeds in mezelf beklaagd, die met een fonkelnieuwen troep met koren en orchest, die wild vreemd voor het stuk staan, zoo iets moet studeeren.
Die reusachtige tooneelen, vruchten van exorbitante inspanning en dirigenten-heroïek, hadden ondertusschen niet het meeste succes. Er was een principieele fout gemaakt door den regisseur: de schrijver vraagt een plein aan zee en de regisseur bouwt twee scherp vooruitspringende huizen aan weerskanten wat een pleintje geeft met juist genoeg plaats voor een waterput, waar echter geen gelegenheid is voor ontplooiïng der massa's. Verkeerde strategie, waarvan het gevolg was, dat men elkaar onder den voet liep en het succes riskeerde van het heele eerste bedrijf. En voor het tweede mag Henri Engelen ook wel voorzichtig zijn met zijn wandelende maan, want een kleine astronomische storing bleek voldoende om de Juweelen vlak aan het ridicule te brengen. Hij schrappe die Maan en monteere de eerste act tweemaal luchtiger. Er komt dan ruimte voor een driedubbel kinderkoor, wat hard noodig is.
Faniella Lohoff zong Maliella, de sopraan-Carmen. Zij had canailleuze slingerbewegingen in haar heete, schrille stem en heup-wentelde in de gloeiende gewaden als een demon. En ik geloof, dat zij ieder geïnspireerd zou hebben als er inspiratie was geweest in de muziek. Chris de Vos was de smid Gennaro, die de juweelen steelt voor zijne bezetene en van een goeden jongen de visionair en gehallucineerde moet worden, wanneer hij zich in de borst steekt. Maar zijn tenor is 't best gebleken als goede jongen en zijne bekoring gaf hij in de lyrische brokken gelijk het duet met zijn moeder (Nelly Vertregt) en de mooie stukken van het tweede bedrijf. Als adviseur moet hij niet te veel adviseeren, want hij heeft slechte neigingen voor het leelijkste melodrama, dat er is, en hij legde de gekste klemtonen van allen. Naast deze Carmen, Micaëla en Don José moest Helvoirt Pel den Escamillo spelen: Rafaele, hoofdman der camorristen. Hij heeft een paar indrukwekkende serenade's, vol trots en Italiaansche melodie, hij heeft zijn haarspelden-duel en het heele derde bedrijf en zingt tegen alle ensemble's op alsof ze er niet zijn. Hij had ook zijn Elsa Dankmeyer, een monument van blondheid, om in de armen te nemen. Met een lichaam, dat even lenig was als hare wapperende schoven haar, mimeerde zij den dolkdans in de apachen-kroeg, een der voortreffelijkste scènes der regie en der onmetelijke partituur. Dat facsineerde.
Ik wilde, dat Engelen met zijn speech gewacht had tot na het derde bedrijf. Er was nòg een man, die een ‘groote daad’ verricht had en die toegesproken had kunnen worden, omdat hij het ongelooflijke gepraesteerd heeft: de dirigent J. Richard Heuckeroth. Hij leefde van het begin tot het einde in een vurig tempo en in vurige accenten. Het was fijn en lenig, precies en gepassioneerd, meestelijk beheerscht en overal aangevoerd zonder de minste aarzeling, met een grandiose virtuositeit. Men heeft hem dus veelvoudig toegejuicht toen hij eindelijk op de planken kwam en alle mogelijke bloemen voor hem aangesleept omdat er den heelen avond op hem gewacht was en het enthousiasme eigenlijk niet éér kon opbloeien.
Bravo Heuckeroth! Er is eene overwinning behaald op elk scepticisme en dat lijkt me geen kleinigheid. Nu moge de directeur Koopman aan zijn organiseerend genie ééne scherpzinnigheid toevoegen: niet onderhandelen met uitgevers die het Barnum-en-Bailey-instinct hebben, zelfs niet met zijn z.g. adviseur Chr. de Vos, die maar een beperkten kijk op de Opera heeft (den tenor-kijk), doch zijn zeer voortreffelijken eersten dirigent in alles de vrije hand en de artistieke leiding laten.
Dan is de Nederlandsche Opera er voor goed.