[Cornelis Dopper als dirigent van eigen werk en in symphonieën van Enesco en d'Indy]
De herinnering aan onzen genialen violoncellist werd zeer op prijs gesteld, maar de ‘Allegretto Commodo, studie op motieven van Gerard Hekking’, leek me toch meer geschikt voor een zilveren bruiloft, dan voor het Concertgebouw. Een leerling van een goed conservatorium (dus niet van Amsterdam) zou met deze studie geen prijs behalen en elke Prix de Rome van Parijs of Brussel, al was hij slechts zestien jaar, zou het auteurschap dezer stukjes niet willen. De heer Dopper scheen echter behagen te scheppen in dit, zijn werk. En nu hij sinds een paar jaren bezig is de eenige componist van Nederland te worden (er wordt in het Concertgebouw, behalve de Doppersche, immers nauwelijks muziek gespeeld van landgenooten) zullen wij hem dit moeten veroorloven. Het ongeluk is echter, dat de heer Dopper, wanneer hij aan eene pauk denkt, er eene aardigheid mee uit wil halen. Ook hier weer... Altijd dezelfde grap... zoodat ik bedacht heb nu hij zelfs zijne studies in pauken-aardigheden gaat dirigeeren, om hem te vragen een beetje afwisseling te brengen in zijne vondsten. Op de geestigheid is niets tegen, want wij hebben eenvoudig onzen componeerenden Jan Steen, maar in 's hemels naam wat variatie en wat plaats voor de anderen.
Dit heette ‘Suite van Kinderdansen’. Eigenlijk is het een Rondo en de kinderen waren soms heel aardig (hoofdthema), soms erg sentimenteel (allerlei gekoer van hoorns) en dikwijls grof en lawaaierig. Een ‘Andante fugato’, ook van Dopper, klonk als een studie in Mahler, maar gaf den cellist Gaillard gelegenheid tot een mooi succesje. Als muziek is het goed leerlingen-werk en het nationale peil zal er niet mee rijzen. Mij dunkt, dat men onze jonge lieden niet zulke voorbeelden moet geven. Zij zijn al zoo gauw tevreden met zichzelf.
Voor de rest van het programma zijn wij Dopper eenige dankbaarheid schuldig, wat de keuze betreft. Die dankbaarheid speelt eene gewichtige rol en gaarne zou ik den dirigent tot in de wolken verheffen, als hij het mij niet onmogelijk had gemaakt. 't Is eenigszins bitter niet enthousiast te kunnen zijn over goede muziek. Doch Georges Enesco's Symphonie en D'Indy's Symphonie zijn niet uitgevoerd met de accurate inzichten en de nauwgezette vertolking, welke men van een Concertgebouw-dirigent mag vergen. Er was geen ensemble, er was geen overzichtelijkheid, geen nuance, de hartslag van het werk stond stil en het leek meer op lezen van het blad dan op een conscientieuze reproductie. Het eerste en derde deel van Enesco, het eerste en tweede van D'Indy hebben er niet weinig onder geleden. Zonder het Lento van den jongen Roemeen, dat prachtig was in zijn stille en geheimzinnige exaltatie, zou men van Enesco's symphonie niet den minsten indruk hebben gekregen. Zonder de Finale van D'Indy, een orgie van vonkelend rythme en klank, bij den Franschman dito. Waaraan dit toe te schrijven is, moge de dirigent zelf uitmaken, doch ik moet hem er op wijzen, dat (blijkbaar) slecht-voorbereide uitvoeringen als deze tot dusverre slechts voorkwamen op de zomer-concerten. Het spijt me voor Evert Cornelis, die de piano-partij had. Hij is een uitstekend kunstenaar, doch een goed-overwogen samenspel en eene intelligente aanwending der timbre's zijn me niet opgevallen. Het lag echter niet aan hem.
Een klein erratum: Op de lange lijst van nog-niet-gespeelde Fransche composities, welke wij onlangs publiceerden, stonden deze ‘Symphonie sur un chant montagnard’ van D'Indy en L'An Mil van Pierné te veel. Het is een voldoende verontschuldiging, dunkt mij, dat er nog genoeg niet-gespeelds overblijft. Nu het Concertgebouw zich gehaast heeft D'Indy's symphonie te herhalen, hoop ik dat dit ook gebeuren zal met L'An Mil. Dat kwam sinds 1904 niet meer op de programma's.