Den heer Mengelberg [Waarom geen herdenkingsconcert voor Albéric Magnard en Enrique Granados?]
Het gebruikelijke Concertgebouw-programma van gistermiddag heeft ons eenigszins teleurgesteld. Dat Max Reger Donderdagavond herdacht werd, hebben wij gewaardeerd, doch wij meenden te kunnen veronderstellen, dat dit in-memoriam niet het eenige zou blijven. Er stierven nog twee andere componisten een zeker niet minder edelen dood dan Max Reger en die twee componisten lieten belangrijker en méér symphonisch werk na dan de Duitsche auteur, wiens oeuvre voor 9/10 bestaat uit kamermuziek en koorwerk.
Zij zijn nog niet herdacht.
De eerste is Albéric Magnard. Hij verdedigde zijn erf en zijne bezittingen tegen enkele Pruisen, die den volgenden dag Parijs meenden binnen te rukken en hem neerschoten als een beest. Hij componeerde een paar symphonieën, die wel eene herdenking waard zijn. Conflicten met Duitschland behoeft de heer Mengelberg niet te vreezen. Albéric Magnard deed niets anders dan wat Andreas Hofer deed.
De tweede is Enrique Granados. Hij was een der passagiers van de getorpilleerde ‘Sussex’ en verdronk. Een componist sterft meestal niet rijk en in een huis vol antiquiteiten. Te Madrid, te New York, te Londen, te Philadelphia hebben de grootste kunstenaars de piëteit gehad om een som gelds bijeen te brengen voor zijne weduwe en kinderen. Men heeft hem natuurlijk herdacht met zijn eigen werk. Hij componeerde óók meer symphonisch werk dan Max Reger en wanneer de leider van het Concertgebouw daarvan niet op de hoogte is dan mogen wij hem verwijzen naar ons ochtendblad van 6 April 1916.
Het is ons tot nu toe niet duidelijk, wat de heer Mengelberg wil. Verlangt hij van ons, dat wij het hem absoluut onmogelijk maken om nog één noot te dirigeeren in de geallieerde landen, in Petersburg, Moskou, Londen, Rome, Parijs - waar hij toch gaarne heentrok met zijne gebruikelijke programma's?
Onze wenschen schijnen ons zeer billijk en gemotiveerd en als het niet lukt den heer Mengelberg in Amsterdam onze wenschen bij te brengen, dan willen wij ze gaarne zóó lang en zóó scherp uiten tot men er ten minste buiten Amsterdam nota van genomen heeft.