[De Zesde van Mahler]
De Zesde van Gustav Mahler oder wie man mit dem Hammer musiziert.
Wat men het eerst aan deze symphonie opmerkt is een fonkelnieuw instrument, dat tweemaal in het werk wordt gebruikt: een groote kist waarop een musicus uit alle macht slaat met een groote plank. In het orchest heette dat reeds het Hoofd van Jut. Mahler wenschte daar een hamerslag en het doel is bereikt. Men lachte er genoegelijk mee en bij alle respect voor Mahler zal men er altijd mee lachen want zoo iets staat aan de grenzen der verdwazing.
Dan ziet men, dat de trom geslagen wordt met twee bezems en dat ritselt als het meest melancholische dorre hout. Verder was er een nieuw stel alpenklokjes, waarvan men zegt, dat Mengelberg, pas uit Zwitserland teruggekeerd, ze meebracht. Ze werden nog niet geheel volmaakt bespeeld en zonder de gedempte koperinstrumenten, die het hoornvee voorstelden, zou de suggestie van gemzebokken en bergen zeer onvolkomen geweest zijn. Een grappenmaker in de zaal rammelde met een kopje en schoteltje terwijl de alpenklokjes tingelden en over de mozaïeken-rijen der hoorders ritselde een lange glimlach - als het meest melancholische dorre hout. Dat zijn ongeveer de voornaamste uiterlijke kenteekenen van Mahlers Zesde - ‘tragische’ - symphonie.
Wij hebben gezeten in een cycloon van geluid en nauwlijks hoor ik in mijne herinnering nog die verstillingen, waar het wilde jammeren der aarde tracht te smeeken in plaats van te tieren. O het is een treurig stuk. Want waar Mahler niet raast en hopeloos ijlt, daar snikt hij in tonen, die misschien zouden doen weenen als zij ons door de innerlijke storingen heen konden bereiken. Ik weet niet of het mogelijk is. Er zaten zes trompetters te krijten, de blazers gilden als locomotieven, er loeiden negen hoorns en wat men hoorde was weinig indrukwekkend, omdat alles hetzelfde was. Men hoorde het ook reeds vroeger. Het Andante heeft vele mijmeringen uit de Vierde, maar zij zijn vermoeider en minder hemelsch geschreven, de allegro's zijn slechts echo's van wat Mahler vroeger componeerde in zijn opstandig en meedogenloos accent, maar nòg verscheurder en onbeheerschter van vorm dan zijne Vijfde reeds was en nòg roekeloozer van langdradigheid. Daar tusschen zwerven de korte idyllen, de gestamelde melodieën, die willen beven van teederheid, de brooze geluidjes, als het orchest rusten moet, omdat het anders zou bezwijken. Een ander doel schijnt hunne schoonheid, die overal toevallig leek, niet te hebben.
Het viel gemakkelijk te voorspellen, dat deze symphonie zonder succes zou voorbijgaan. Muziek, waaraan alle vreugde zoo ontbreekt, heeft enkel persoonlijke waarde voor den auteur, die van smart geteisterd is. Niemand wenscht deze hel met hem binnen te treden. Zij is een monument en behoort misschien tot de gruwelijkste mystiek, welke na Swedenborg bedacht is, doch men zou Prometheus zelf moeten zijn om haar te kunnen ondergaan.
Mengelberg had de twee traditioneele kransen om den lessenaar (voor zijn goed humeur), maar is verder niet bijzonder gevierd. Het orchest speelde bovenmate virtuoos en werd gehuldigd. Er waren echter ondefinieerbare storingen in de gewone toegenegenheid der hoorders, die waarschijnlijk liever niet met Mahler begonnen waren en er nog liever niet mee doorgaan.