[De ‘historische’ cyclus der vioolconcerten - Schmuller solist in Glazounow]
De ‘historische’ cyclus der viool-concerten is ten minste historisch geworden, nu hij tot het verleden behoort.
Men zal er met schrik aan terug denken. Als geschiedkundig overzicht heeft hij niemand behoeven te voldoen, omdat men zelfs geen acht gaf op de chronologische volgorde. Dit is het eenige, waarmee men rekening had kunnen houden. Want na Beethoven heeft het viool-concert zich niet meer ontwikkeld; het behield zijn vorm, welke door de dogmatiek van 't best-georganiseerde en muzikaalste land der wereld was vastgesteld en werd alleen langer, moeilijker, vervelender, zwaartillender en onmuzikaler. Reger is het toppunt van dien stilstand.
De ontwikkeling der muziek heeft zich de vorige eeuw geconcentreerd om andere middelpunten.
Ook als overzicht van wat de verschillende volkeren geproduceerd hebben aan viool-concerten, behoefde de cyclus niemand te bevredigen. In dit opzicht was de lijst zeer onvolledig. Het Concertgebouw betaalt nu eenmaal liever eene rij overbodige solisten, dan dat het eene nieuwe partituur en stemmen koopt. Met deze twee soorten van liberaliteit, (onpartijdige volledigheid en aankoopen) had men menig curiosum, ook als schoonheid, kunnen ontdekken.
En ten laatste heeft de cyclus niemand behoeven te boeien, omdat alle viool-concerten op elkaar lijken. Ze zijn alle, volgens hunne bestemming trouwens, geschreven voor een interessant en buitensporig violist. Buitensporige violisten bestaan er niet meer. Ook violisten hebben te veel muzikaal zedelijkheidsgevoel, (ten gevolge der dogmatiek) zij durven niet meer ronduit goochelaar of koordendanser zijn, zelfs Schmuller niet. De vioolconcerten, waarin zich ‘schoonheid’ condenseerde, hooren we ieder jaar, de andere zijn vervelend, bij gebrek aan magiër-koordendanser, en de overige moet men nog koopen.
Of Schmuller het concert van Glazounow, waarmee geëindigd werd, zoo gespeeld heeft, dat wij den prijs mogen toekennen aan Midas, en niet aan Apollo, die geen beurt meer kreeg, zou men moeten vragen aan iemand, die hem van vlak bij hoorde: aan Mengelberg b.v. Alexander Schmuller heeft niet de gewoonte om passages, welke buitengewoon zwaar zijn klaarheid en reliëf te geven, ze boven het orchest uit te heffen. Hij is dan geen minnaar der volmaakte duidelijkheid. Hij maakt daar het gebaar alsof hij de viool onder zijn jas wil verbergen en onttrekt inderdaad alle critieke momenten aan onze opmerkzaamheid. Men ziet hem echter suggestieve, oogenprikkelende en applauditieve bezweringsformules uitvoeren, waarvan wij niets hooren, doch die volkomen hun effect behalen. Dit is wellicht ook magie, want iedereen brengt er hulde aan.
Voor mijne waarde collega's van de ‘Nieuwe Rotterdammer’, het ‘Handelsblad’ en het ‘Nieuws van den Dag’ is de ‘historische cyclus’ een paradijs en een dolce far niente geweest. Zij hebben hun Vademecum der Banaliteit nooit ongestoorder kunnen plunderen. Vandaar hunne vreugde over de onderneming, die helaas niet ten einde toe door hunne lezers gedeeld is. Ik verheug me vandaag in den laatsten jubelkreet der drie stokpaarden. Aan hun stokpaardjes-leliën-melk-praeparaten heeft de muziek zooveel roerende blankheden te danken!