[Bij één Hollandsch concert] (Concertgebouw, kleine zaal)
Overwegingsmogelijkheden bij één Hollandsch concert:
1. De violoncellist Fritz Gaillard kon van Willem Mengelberg geen toestemming krijgen tot dit concert, omdat hij zijn naam in de bladen had laten zetten, vóór hij den dirigent verlof gevraagd had.
2. Ik hoor nu drie avonden achter elkaar een alt; alle drie van verschillend, maar buitengewoon waardevol materiaal, de laatste van den puursten goudklank en met vibraties om bij te huiveren. Geen van drie echter is àf; geen van drie bezit meesterschap en zelfvertrouwen. En ik schat hun leeftijd gemiddeld op 25 jaar; is dit niet hemeltergend?
3. Wij hebben leeraars en leeraressen in de zangkunst; er zijn er van 10 gulden per half, 10 gulden per heel uur en natuurlijk goedkooper; wij hebben zelfs een groot dirigent die stem-consulten geeft en maar één methode kent; wij hebben conservatoriums in Amsterdam en Den Haag, die elk jaar ‘geacheveerde’ leerlingen leveren, muziekscholen in bijna alle steden, die hetzelfde doen. Het is een algemeen in binnen- en buitenland erkend feit, dat het Hollandsche stem-materiaal tot het beste en bewonderenswaardigste behoort der wereld. Wij constateeren het iederen dag. Wat zijn dat dan voor onnoemlijke leeraars, leeraressen, consulten, conservatoriums, muziekscholen etc., etc., die niets afleveren dan halve krachten?
4. Die dames en heeren vertegenwoordigen vele, onschatbare vele duizenden aan nationaal vermogen. Er wordt immers nergens zooveel gezongen als in Nederland.
5. Een onderwijzer heeft een diploma noodig om den a.b.c. te mogen onderwijzen. Waarom mag een ieder les geven in het zingen?
6. Er schijnt in den loop der vorige eeuw eene belangrijke verandering plaats gevonden te hebben in de zang-methode. Toen de componisten aria's, cavatines en romances schreven, die in ieder opzicht een toppunt van techniek vergden, zag men beroemde en volleerde zangkunstenaars van nauwlijks huwbaren leeftijd. Tegenwoordig nu ieder componist moeite doet om zoo weinig mogelijk ‘zangkunst’ en zooveel mogelijk ‘spreekkunst’ te vergen, is men blij, dat een uitvoerder eene zekere volmaaktheid bereikt, wanneer men zijne kleinkinderen op 't podium verwacht. Hier in Holland gaat dit 99 van de 100 keeren op en hier ziet men deze waarheid het minst in. Zouden onze pedagogen niet eens gaan nadenken over eene revisie van hunne tien-guldens-trucs?
7. Hij, die alle zangleeraars-kwakzalverijen aan het licht brengt, verdient een standbeeld.
8. Onze zangeressen en zangers zingen altijd van uit hun systeem, hun betaalde en gekochte ik. Zij denken aan den gekochten toon, borst, keelkop, resonans, adem etc. Zij denken nooit aan de muziek of aan de situatie. Ik hoorde b.v. van avond de aria van Dalila, ‘mijn hart gaat open op uwe stem, zooals de bloemen open gaan op de kussen van den dageraad’, die Saint-Saëns omgeven heeft met eene nachtzware, zwoele, verliefde en donkere muziek, welke u door alle poriën dringt. Eene zangeres zou zich echter wel schamen om zich te verplaatsen in deze passioneele Dalila-situatie en zingt de muziek als een doleerende. Ziet gij de afgronden van gebreken aan opvoeding bij deze stem-begaafden?
9. Dit is voor, een belangrijk gedeelte de schuld van onze critiek. Zij bestaat zelf voor meer dan de helft uit doleerenden. Zij erkennen gevoeligheid slechts als sentimentaliteit. Kloos zou sonnetten kunnen maken op deze autoriteiten wien ieder groot gevoel vreemd is. Zij bestaan van deftige burgermans-deugden en komen nooit buiten het kader van het lied. Alleen het pathos van een preek spreekt hun nog aan daarbuiten. Vandaar de drie éénige accenten in onze concertzalen: kleine sentimentaliteit, deftigheid, pathos.
10. Waarom gaan sinds eenigen tijd alle Nederlandsche Opera's failliet?
Wij hebben eene deftige critiek, die nooit de Italiaansche of Fransche Opera's bijwoont, geen romans leest, geen schouwburgen bezoekt. Die niets dan noten kraakt uit het klassieke tijdperk. Zij voelen zich echter opeens representanten der natie, wanneer er eene Nederlandsche Opera komt en gaan zich moeien. Maar zij dragen overal hunne concertzaalstemming (kleine sentimentaliteit, deftigheid, preek-pathos) met zich mee, ook in de Opera. En zij hebben zoolang papier zwart gemaakt tot alle actie, alle dramatiek, alle passie, alle lyriek, alle rhythme en alle tempo uit een mogelijke Nederlandsche. Opera en hare dirigenten verdwenen is; tot het er even criant vervelend is geworden als in hunne concertzaal.
11. Ook aan deze autoriteiten vallen elk jaar een groot aantal zangers en zangeressen ten offer. Men heeft ze zoolang aan 't werk gelaten, dat ons muziekleven er microbisch van doordrongen is. Wat heeft Mengelberg niet een last gehad en wat heeft hij niet een last van deze doleerende ouderlingen en eunuchen van middelbaren leeftijd!
12. Het wordt tijd, dat zangers en zangeressen zich en bloc verzetten tegen den systematischen moord op hun talent en hunne begaafdheid. Maar hoe ruimen wij de hindernissen het best weg en wie geeft mij hulp? Er valt nauwlijks op te rekenen, omdat al die ‘halve krachten’ zelf weer lessen geven!
In deze twaalf aanteekeningen zit stof genoeg voor een boek. Mejuffrouw A. Hilarius neme mij niet kwalijk, dat ze juist bij haar concert losbreken. Ik ben geschrokken van de ruischende, extatische pracht harer stem - waarmee ze niets weet aan te vangen. Is het niet hemeltergend?