Rodi Deggeller (Concertgebouw, kleine zaal) [Oud-Engelsche liederen, Brahms, Rachmaninoff, Sinding, Eugen Haile en Kees Andriessen]
Een charmant kopje om te encadreeren op een briefkaart; Engelsch type-Boileau, de éénige Madonna der negentiende eeuw! Een naam, Rodi Deggeller, met allerlei koehoorn- of koeklokken-associaties. En eene stem... Meer alt dan sopraan en meer sopraan dan alt; een beetje vermoeid en overmoedig; energiek in de expressie, welke zij zich koos, al is ze nog zoo sentimenteel; en vooral gesluierd, bleek, wazig, overtogen van weemoed.
Er hindert maar alleen een overmaat aan luchtverbruik, dat de tegenwoordige methode, gebaseerd op Walküre-, Electra- en Salome-orchesten, bijzonder schijnt te prefereeren; er hindert maar alleen wat losheid van timbre; alleen wat te veel gebrek aan resonance; alleen ontbreekt er nog wat evenwicht van dictie; en alleen maar, bij zooveel weemoed, een beetje hobo-kleur.
Zoo zong zij ‘oud-Engelsche’ liederen, die nog niet heel oud waren en veel repeteerden, zong van Johannes Brahms, die al zoo oud is en vervallen naast veel nieuwe lente en geluid, zong van Rachmaninoff, Sinding en Haile en de vadervreugden, die Kees Andriessen heeft neergelegd in zijn pioenekes en koningsventjes.
En er waren bloemen en hoorders, gelijk elken avond.