Dirk Schäfer (Concertgebouw, kleine zaal) [De Appassionata en Chopin]
Alsof de pianisten me dezen winter in het sensorieele nirwana willen brengen met Beethoven's Appassionata...... Wat een fanatisme voor deze belijdenis van passie en geluk! Reeds 'n keer of zes hoorde ik de sonate van zes klavieromanen; gisteravond ging ze weer, en vandaag gaat ze opnieuw. Zoodat ik het rustelooze, snikkende en arpeggieerende godenbeeld hebben willen passeeren zonder het te aanbidden voor een keer; zonder aanbidding! want de liefde voor het klassicisme is een ieder aangeboren.
Dirk Schäfer, met zijn programma van aristocratische beknoptheid, speelde niets dan de Appassionata en na de pauze wat Chopin. Hij leek me niet meer geheel dezelfde van vroeger, Schäfer, die de vurige dingen kalm zat uit te zingen, kalm maar gloeiend. Er kwamen meer kreten in zijn spel, meer opvlamming, oplaaiing en visioen van 't oogenblik - meer storm en romantiek. Misschien vergis ik me, want de oude Schäfer was er ook. Schäfer, die de toetsen maar wat virtuooslijk streelde, die eene melodie kan oproepen te midden van zachte schaduwen, die met een paar klanken ons zet voor deze droomende en weemoedige oneindigheid, Schäfer met zijn eigenaardige en zeldzame nocturne-toets, men zou 't mystiek avondspel kunnen noemen, en die weet wat een nachtelijke klank waard is.
Zoo gaf Schäfer toch voor 't meerendeel Chopin, in dat vervloeiende, verre timbre. Het middenstuk van het Scherzo (20), welks moderniteit nog onaangetast is, klonk onvergelijkbaar lyrisch en kalm op, uit een orkaan van klankkreten. Zoo ook de Nocturne (55, 1); zoo ook de simpele, mijmerende Etude (10, 6). En ook de Wals (12) was subliem met veel wonderlijk miniatuur. En vooral de Etude (25, 11) met het Moussorgski-thema, de lapidaire marsch, de Oostersche starheid. En veel speelde Schäfer, alsof 't van Debussy was, met een doorzicht, een fijnheid van kleur en teekening, waarvoor men ontroerd stond. Dat was de juiste intuïtie.