Joh. Verster (Concertgebouw, kleine zaal) [Rameau, Fauré, Franck, Ravel en Debussy]
Johan Verster speelde gisteravond van Rameau, Fauré, Franck, Ravel en Debussy en ik herinner het me vooral als zonderling doorelkaarloopende kleuren en motieven. Bij ieder stukje preludeerde Verster even, als riep hij eene herinnering wakker, en deze preludes, fijn van toets en fijn van intuïtie, een oogenblik van visie op het werk dat komen moest, gaven me een impressionistisch resumé van de muziek, en de muziek zelf boeide me nauwlijks meer. En langzaam, onmerkbaar langzaam en gevoelig was de welving naar de verschillende stijlen; alles vloeide ineen. Verster is blind en blinden hebben deze eigenaardige vogelvlucht-voorstellingen, wier wazigheid dikwijls bekoorlijk is en altijd melancholisch stemt.
Achter dezen sluier van geheimzinnigheid, die alle reliëf ophief, tastte hij naar den zeldzaamsten klank en gaf hem soms ook. Ik denk b.v. aan het begin van Debussy's ‘l'Isle joyeuse’, een echo, een plotseling gerucht van vreugde, prachtig geïntoneerd. Ik denk aan de sonatine van Ravel, eene noviteit, welke de zienden altijd voorbij gingen; een klein, gebrandschilderd muziekje, kort en zacht, soms hevig, een miniatuurtje van een paar expressieve lijnen, en meesterlijk van classicisme. Zoo zou Beethoven nu ook eene sonatine componeeren in dat vage, simpele timbre, dat modern is van sentiment en uiterst eenvoudig van structuur.
Verster is een leerling van Dirk Schäfer en zoowel zijne geestesrichting als zijne zeer voortreffelijke techniek vonden hier een uitgangspunt, dat góed moest eindigen. Het concert eindigde ook met die gelukwenschen voor de toekomst: kransen en enthousiasme van vele hoorders.