Ignaz Friedmann (Concertgebouw, kleine zaal) [Chopin-avond]
Een uurtje boksen met Chopin is toch maar verrukkelijk; zoo'n lange serie knocked-out's, een opluchting en een overwinning; fameus, famous! aber Friedmann soll er nicht heissen, om ook eens uit een van Wagners 13 drama's te citeeren. Want wij hebben gisteravond met een helden-mensch verkeerd, een pianist met den über-aanslag, een mensch, die den waren commando-klank, het ware commando-accoord heeft en den parade-pas; een pianist van luidende klokken en vlaggende straten, een frischer-fröhlicher Donner-pianist, een Immer-feste-druff-klavier-maarschalk, een helden-mensch en een groot virtuoos.
Een groot virtuoos, daar valt niet aan te twijfelen. Wie eene piano zoo logisch en zoo bedachtzaam kan ranselen, is een meester der techniek: wie te midden van een goed-geslaagden donder een decrescendo maakt, dat wegvloeit in een zoo spiegelgladden en kristallen klank, kon een groot kunstenaar zijn van het eene uiterste tot het andere.
Friedmann echter schijnt de opvatting te huldigen, die een paar weken geleden nog in een Duitsch muziek-tijdschrift werd uitgedrukt: dat aan Chopin niets ontbreekt dan een beetje Deutschtum om een werkelijk bewonderenswaardig componist te zijn! Chopin immers is bijna een slecht auteur. Hij heeft eene haast immoreele gevoeligheid; hij is in zijne chromatiek en in den grilligen bouw zijner rythmen, zijner melodieën, zijner stukken wat hysterisch en een beetje pervers. Hij leefde met George Sand o.a. Hij maakte pianissimi, waarvan men duizelde, zoo geraffineerd luchtledig als hij ze gaf. En dat alles moet wat geïnstrumenteerd en gemonumentaliseerd worden. Man braucht tegenwoordig slechts Titans en gesunde Jungen met groote, ronde hoofden. Man braucht tegenwoordig auch keine Träume und tiefe Augen. Kracht, kracht! Veldslagen in de orchesten van honderd-veertig man en veldslagen achter de witte en zwarte toetsen. Geene poëzie, zelfs geene diplomatische academismen van droogheid, maar vegen van klank, opstoppers van geluid, onsamenhangende vlagen en gruwelijke flarden van muziek, waarbij de reusachtige vleugel staat te trilbeven.
Dat werd Chopin met zijne Nocturnes, dansen, etudes, zijne sonate (58), zijn beroemde Polonaise, - Chopin onder klauw-handen van Friedmann, die tòch een groot virtuoos is.