Nederlandsche opera: De Vertellingen van Hoffmann (Paleis voor
Volksvlijt)
De Nederlandsche Opera is in het gelukkige stadium, waarbij men de eischen, welke zij zichzelf heeft te stellen en de eischen, welke wij haar moeten stellen, duidelijk kan omlijnen. Zij werkte een paar maanden met resultaten, die nog altijd niet positief werden en het zou jammer zijn wanneer dit niet veranderde.
Reeds bij de eerste voorstelling zat men in een decor en in requisieten, welke het onmogelijke naderden; bij de Herbergprinses was 't beter, maar nog altijd middelmatig en ongeorganiseerd, bij de derde (De Vertellingen van Hoffmann) heeft men het onmogelijke overtroffen. Ik dacht, dat alleen de Italiaansche Opera rechten had op zulk een abacadabra van stijl en van smaak, doch hier scheen in één opera te herleven, wat men anders voor drie noodig heeft. Het eerste bedrijf leek een Avondmaal van een slecht meester in plaats van een kroeg, het tweede een Alhambra in plaats van een uitvinders-kamer, het derde kon ik slechts thuis brengen in La Juive, het vierde was natuurlijk weer een Avondmaal. Om van de costumes te zwijgen...
De Nederlandsche Opera heeft dus dringend een regisseur noodig.
Reeds bij de eerste voorstelling zat men te midden van de troosteloosheid der vrijbiljetten, bij de overige (uitgezonderd de Zondagmiddagen) was het ook zoo en gisteravond scheen 't zijn hoogtepunt te bereiken. Het systeem is niet alleen verkeerd in het algemeen, doch ten opzichte van een wordend gezelschap is deze struisvogelpolitiek verderfelijk. Het schijnt mij beter en openhartiger om ons een juist inzicht te geven in de appreciaties van het Nederlandsche volk (wanneer het moet dokken) en het schijnt mij van meer durf en meer enthusiasme te getuigen, wanneer men eene half-leege of kwart-leege zaal in de oogen kan zien. Het schijnt me ook geen eer voor deze onderneming om (gesteld de mogelijkheid!) dood te bloeden en te sneuvelen voor een gratis-gevulden, vreedzamen schouwburg, waarvan de vrijkaartjes altijd cynisch genoeg zijn om geen enkel enthusiasme te kennen.
Wanneer dus dit misbruik niet verdwijnt zat de Nederlandsche Opera hare eigen reputatie ruïneeren en dit is reeds een voldoende reden om de leiders, aan wie deze tak van dienst is toegevallen, eene andere plaats aan te wijzen. Volgens inlichtingen trouwens, welke mij van allerlei zijden bereikten, schijnt de administratie der Ned. Opera lang niet voor hare taak berekend te zijn.
En reeds bij de eerste voorstellen werkten zangers mede, die, met hoeveel respect zij en wij ook terugzien op een belangrijk of roemvol verleden, niet meer passen in de nieuwe omgeving en haar meer kwaad dan goed doen. Het is niet prettig om een zangeres, die haar vijf-en-twintig-jarige jubileum vierde en een standbeeldje kreeg in den Stadsschouwburg, tot dwingen tot nonactiviteit doch, wat rest mij anders dan haar den harden raad te geven, wanneer zij zelf niet merkt, dat zij bezig is hare reputatie met animo af te breken? Mevrouw Engelen - Sewing speelde gisteravond de Pop, eene rol, waarbij men een beetje ontzielden klank verdraagt, maar geen valschen en zóó verdorden klank. Men hoort melancholisch aan, hoe bijna geen enkele noot juist trof en dat na 25 jaren techniek en 25 jaren triomf; en men ziet het melancholisch aan, hoe men de zangeres nog eenigen tijd zal moeten bezweren om zich in 's hemels naam rekenschap te geven van deze realiteit.
Dit is ook van toepassing op sommige andere medewerkers, die nobeler zouden arbeiden, waarneer zij de jonge krachten den weg wezen en hun den weg vrij lieten. De conclusie ligt dus ook hier voor de hand en men verwacht slechts dat de directie krachtiger zal ingrijpen en elke omstandigheid zal trotseeren.
Ik vermoed, dat niemand mij zal verdenken van neigingen om de Ned. Opera den doodsteek te geven. Integendeel. Nu ik nog geen enkele zoo goede voorstelling van dit gezelschap gezien heb, komt het paardemiddel van pas. Ik ben gisteravond, zonder omwezen, geboeid, geroerd en zelfs meegesleept. Het derde bedrijf was onverwacht en magnifiek; een beetje drakerig, maar het leefde; een beetje te voorzichtig gedirigeerd, maar tóch gloeiend en dramatisch. Mej. Seroen als Antonia was een bloemperk huldigingen waard, prachtig van stem, prachtig in de blankheid der gestalte en hoe doorleefd van zang! Paul Pul (Doctor Mirakel) en Coen Muller (Crespel) verbaasden ieder met hunne rijke stem, goede actie en goed ensemble. Wat een terzetten hoorde men hier, ook met den tenor De Vos (Hoffmann) en ook met de stem van Antonia's moeder (mej. Van Beekum), terzetten, altijd voortreffelijk van sonoriteit en groot van lyriek!
Meylink, van wien ik al veel meer goeds kan zeggen, dan drie weken geleden, speelde den Spalanzani, Herre de Vos Frans, Van der Ploeg Coppelius en Van Raalte dirigeerde. Zou het niet jammer zijn als werkelijk de catastrophe kwam, die al deze uitstekende, jonge kunstenaars weer uit elkaar joeg en is die jammerlijke mogelijkheid niet eene kleine serie waarschuwingen waard? Er is in zoo korten tijd nog nooit zoo hard gewerkt en zooveel bereikt - er zijn enkel een paar krasse maatregelen noodig om vruchtbaar verder te arbeiden aan de toekomst, welke mij te midden van de gebrokenheid en het wankelende nog zeker toeschijnt.