Arnold Spoel (Concertgebouw, kleine zaal)
Als deze tijden tot rust gekomen zijn en wij zitten over eenige jaren treurend bij de ruïnes van het Volkszang-Jeruzalem, dan wordt Arnold Spoel, een der profeten van het ‘lied in den volkstoon’, waarschijnlijk een roman-type, gelijk er voorkomen in de Camera Obscura of de verzamelde werken van den Schoolmeester, een nieuwe mijnheer Dadelpracht misschien en er zal zonder twijfel iemand gevonden worden, die 't zij de belachelijkheid, 't zij de waarde van den heer Spoel onsterfelijk maakt. Ik geef er de voorkeur aan om noch 't een noch 't ander te behandelen.
De heer Spoel kondigt driedubbel een avond aan van ‘humor en vroolijkheid’. Hij moet zelf weten, wat hij daaronder verstaat, want dat zal ook in den toekomstigen roman behandeld worden. Hij geeft voor muziek te maken en muziek te bevorderen en moet zelf weten wat hij daaronder verstaat; een hoofdstuk apart voor den toekomstigen roman is het publiek, het goedige publiek uit den gegoeden stand, dat zich door den heer Spoel zonderlinge illusies laat suggereeren, als wij 't ons in onze jeugd lieten doen door den impresario der Jan-Klaassenkast uit het Gebed-zonder-Eind.
Maar, ik weet wel, dat deze heer Dadelpracht beter op zijn plaats is als Chorrepetitor, zooals men uit Den Haag meldt, bij de Nieuwe Duitsche Opera, die een nieuw gat komt slaan in ons nationale element, dan als leider van ons volk.