Madame Charles Cahier (Concertgebouw) [Drie serre-stukjes van Wagner en La Captive van Berlioz]
Madame Charles Cahier, Kejserl.-Kungl. Hofopera- & Kammar-Sangerska, gelijk zij zich met even duidelijke volledigheid als neutraliteit is gaan noemen, werd niet aan een of andere Duitsche grens vastgehouden gelijk Marie Freund, doch mocht optreden.
Wij hooren deze altiste reeds enkele opeenvolgende jaren en toen zij zong in een van de teederste atmosfeeren, waarmee Mahler zijne aarde omwolkt heeft, ‘Das Lied von der Erde’, heb ik eene bewondering voor haar opgevat, die zeer sterk bleef. Dat was eene creatie. Het spijt me dus des te meer, dat ik de kunstenares zie terugkeeren met de gewone solisten-practijken en ik wil mij in de laatste plaats ter wille van madame Cahier schuldig maken aan de absurditeit, om zulke practijken te applaudisseeren. Zij zong de drie serre-stukjes van Wagner en hoe dikwijls hoorden we nu al van de zon, die iederen avond hare schoone oogen rood weent! Laten wij een schuchtere veronderstelling maken, madame Cahier; gij zongt deze serre-stukjes dezen avond misschien voor den 200sten, misschien voor den 300sten keer, maar zeker niet minder in uw leven, dat toch óók kort is, en gij zoudt verlangen, dat men u huldigt om deze papegaaien-daad? Ik kan er het buitengewone niet van inzien, dat gij voor de 300ste maal een klein brokje muziek goèd zoudt voordragen, ik kan me slechts verbazen, dat ook ùw verstand, voortreffelijke, schijnt stil te staan. En deze verbazing is de eenige hulde, welke ik u brengen mag. De groote tonen en de vele, al te vele lucht, welke gij daarvoor gebruikt, hebben mij in geen enkele vervoering gebracht. Het lied, waar even iets ritselde rond uwe stem, was La Captive van Berlioz, en dat kwam misschien van de geheimzinnige ongewoonte.
Het spijt me, dat ik me voor de rest van het programma niet wenden kan tot Mengelberg. Want Mengelberg is plotseling ongesteld geworden en ik vrees deze ongesteldheid te storen. Het was anders weer een echt programma om er een week lang de provinciale provincie mee te doorreizen en te epateeren, een programma, dat wij moe beginnen te worden en dat zelfs Den Haag zou vervelen, blijkens een ingezonden stuk in ‘Het Vaderland’ en de Haagsche critieken der laatste dagen. En Cornelis Dopper kreeg eene zeer ongelukkige en kinderachtige erfenis met Mengelbergs eerste symphonie van Johannes Brahms en Wagners Tannhäuser-ouverture.