[Mengelberg werkt met Beethovens; von Athen, Vioolconcert en Eerste symphonie]
Dat wij ons van Beethoven langzamerhand een zonderling denkbeeld vormden, moet niemand
verwonderen, want wat moeten de Duitschers aanvangen met den echten en onvervalschten Beethoven?
Het was om allerlei redenen noodig, dat er in den loop van de vorige eeuw eene Duitsche muziek geproclameerd werd; deze muziek kon natuurlijk niet bestaan zonder een stichter en daar deze niet bestond, moest hij uitgevonden worden. En Wagner vond Beethoven. Hij vergat niet, dat Beethoven het smadelijk beschimpte Weenen had uitgekozen tot vaderstad, in plaats van het onmuzikale Weimar, doch beschimpte er Weenen, dat niet puriteinsch en niet Duitsch genoeg was, slechts te meer om. Hij vergat niet, dat Beethoven, onder den invloed leefde van het geïtalianiseerde Weenen, honderden melodieën schreef, welke in eene Fransche of Italiaansche opéra comique dier dagen uitstekend zouden geklonken hebben, doch nam al zijn Hegelianisme te baat, om psyche, karakter, toon en rhythme te doen evolueeren tot mystificaties, welke geslikt werden door het volk, dat reeds was aangespoord, om de kathedraal van Reims te vernietigen. (Men zal zich waarschijnlijk herinneren, dat Görres, de latere mysticus en duivelbezweerder, dit woord heetf gesproken van den aanvang.) De Wälsche Tand, welke Wagner ten gerieve van Bismarck moest verfoeien, die verfoeilijke Wälsche Tand, het bloemige, lenteachtige, streelende en schertsende, het onbevangen levensgeluk, dat Beethoven in zijn doofheid en tot zijn dood geliefkoosd en soms smartelijk geliefkoosd heeft, die onbevangen vrede moest worden uitgeroeid en gemetamorphoseerd. Uitgeroeid: door Wagner, die zijne werken liever in den schoot der Godheid zag spelen dan op de bloeiende aarde; door biographen, die Beethoven regel voor regel germaniseerden en hem zelfs op onze wereld lieten terugkeeren als Kraft, welke naam zoo symboliek is voor dezen tijd; door dirigenten, die hem mechaniseerden, die hem uitroeiden in zijn diepste ziel, deels door hem zijne gracie, zijn melodieuse sensitiviteit en zijn lichte rythme te ontstelen, deels door de partituren van Beethoven te ‘corrigeeren’ en aan te dikken, wat onder den dirigentenstok alleen niet voldoende gemummifieerd of opgeblazen kon worden. Zoo rees Beethoven langzamerhand tot Titan, tegedijk met de titanische Germania, zoo werd hij geheroïseerd, geäcclimatiseerd voor Duitschland, en de weinigen, die hem zijne menschelijkheid, zijne clemente en altijd teeder neigende melodie wilden teruggeven, werden met minachting bejegend als sentimentalisten. Want terwijl Nietzsche het devies aanhief: ‘Il faut méditerraniser la musique’, was de tijd van alle goedertieren muziek voorbij. Hoe een nieuwe Beethoven begroet zou worden in het hedendaagsche Duitschland, heeft heel de wereld gelezen in den grooten roman van Romain Rolland en...... er geen nota van genomen.
Ik zag Mengelberg gisteravond werken met vijf hoorns, waar er twee voorgeschreven zijn door Beethoven, en om dien misgreep, welke bij Mengelberg al te dikwijls voorkomt, heb ik deze analyse geschreven van Beethoven, die de geheele tragische expansie-zucht van Duitschland schijnt te moeten meemaken. Men eischt ook voor Beethoven zijne plaats onder de instrumentale zon. En ik betreur het niet zoozeer om het onhistorische karakter van deze daad, dan wel om het vandalistische en barbaarsche van een princiep, dat ons wil wennen en onderwerpen aan de automatische superioriteit van het aantal. Hoe jammer is het bovendien, dat Mengelberg zich laat leiden door deze beginselen, hoe jammer, omdat de Beethoven, de gepassioneerde en menschelijke, de ongehavende en midzomernachtdroomende, de lyrische Beethoven, dien bij ons altijd dirigeert, afwijkt van alle Duitsche opvattingen; hoe jammer, omdat Mengelberg het rythme nuanceert tot bezield leven en bekoorlijkheid, de kleur weerkaatst in de weelderigste paradijs-phantomen, - omdat hij een Beethoven geeft, die men in Duitschland niet wil.
Het geheele programma was aan dezen Beethoven gewijd. Uit ‘die Ruïnen von Athen’ werd de zeer geestige Turksche marsch gebisseerd, wat voor Mengelberg eene noviteit is, welke hij te zelden maakt. De van vorm en inhoud volkomen Romaansche eerste symphonie is door het orchest uitgevoerd in het goddelijkste coloriet. Zimmermann speelde het viool-concert en nooit hoorde ik in dit werk zooveel slavische tonaliteit en accenten, naast andere schoonheid. Zoodat de violist buitengewoon feestelijk toegejuicht werd door eene volle zaal, waar de eeuwige sereniteit en vreugde van Beethoven opnieuw erkend is.