Opera Italiana: Aïda (Paleis voor Volksvlijt)
1e Bedrijf: De generale repetitie van een kostbaar werk voor een uitverkochte zaal. De stemmen van priesters, priesteressen en soldaten daten blijven gehuld in sluiers van nevelen; Perico schijnt reeds bek- af bij 't begin, Maria Rossini (Aïda) is aarzelend, de geliefde Cesaretti niet op dreef en de donder van Baldelli komt uit eene groote verte. Er wankelen verschillende tempelzuilen in aardbevingen, waarover machinisten de beschikking hebben. Ik vrees het ergste voor de volgende acte.
2e Bedrijf, met medewerking van 300 personen.
Het Arabisch Egypte is Egyptisch geworden, want Cav. de Hondt heeft het tweede tafereel geheel nieuw laten ensceneeren, tot de requisieten toe De door menschen getrokken renwagen, die eene zonderlinge geestverschijning droeg met twee reusachtige waterkruiken, meenen wij vroeger niet gezien te hebben, en evenmin het afgodsbeeld, dat van voren en van achteren plat was als eene tafel.
In 't eerste tafereel begon de klanken-zon op te gaan voor de hofdienaressen. De muziek ging aan 't sidderen in Cesaretti's fantasie. De kleine nikkers, zwarte katten, componeerden de note gaie in het tooneel: één danste bijna in het souffleurshok. Doch ik had erger ongelukken verwacht.
Het is een triomf geworden voor de 300 medewerkers. Trompettensalvo's in de open lucht, melodieën, welke op en neer deinzen als boomkruinen, zonne-fanfares, wapperende klanken, vlagen van gouden geluid en alle mogelijke Egyptische kleuren in deze doorborende glanzen van melodie en triomf - dit bracht Cav. de Hondt, den dirigent, den regisseur etc. op het triomf-tooneel, dat onbeschrijflijk geboeid heeft en werd toegejuicht.
In het derde bedrijf zijn Maria Rossini en Van Hulst, die den Aethiopischen koning Amonasro speelde, voor goed ontbloeid in de hemelsche schoonheid dezer gezangen. Hier wordt het hart verscheurd met teederheden, met het beven van de duisternis, fladderende flageoletten, verren fluitklank en melodieën, eindelooze melodieën, week als de verliefde nacht en teeder als lichtstralen. Hoe modern is dit stuk, hoe rijk en hoe harmonisch met oude poëzieën en antieke nachten! Voor den eersten keer hoorde men hier Maria Rossini klaar en rimpelloos zingen, in een lange vervoering; voor 't eerst Van Hulst op z'n Italiaansch, buigzaam, broos en licht geïntoneerd.
Cesaretti heeft hare grootste partij in het laatste bedrijf en werd daar ook overstelpt met bloemen. Zij gaf haar uiterste dezen avond in deze bewogen scène van het onzichtbare Gerecht en ik moet erkennen, dat zij op andere avonden meer bereikt met een kleine wenk harer handen of oogen en eene kleine nuance van toon, dan gisteren met al het verpletterende coleriet harer alt, dat zij gebruikt in de onbezielde oogenblikken... en er óók mee toovert.
Aïda van Verdi is een meesterwerk en reeds eeuwig om zijn slotscène: het stervende wuiven naar de bloeiende aarde.
De opvoering had ook vele grandioze qualiteiten, maar laat me après tout deze première beschouwen als de Generale voor het kostbare werk. Wanneer de volgende voorstelling de rust heeft, welke na de inspanning der repetities moest ontbreken, den gloed en de harmonische eenheid en de afronding der details, dan is het volmaakt.