Myra Hess (Concertgebouw, kleine zaal)
Bach – eene toccata en fuga – grauw en grijs, de pianiste moest zich nog inspelen. Brahms – walsen – vol kleur voorgedragen en vol poëzie in de kleur, maar ongelooflijk vervelend, omdat het werk monotoon is, vol Chopin-copie en voor een zoo diepzinnig auteur als Brahms onverdraaglijk banaal. Arnold Bax – Nocturne – ken ik niet, hij komt niet voor op den catalogus van René Lenormand (‘Etude sur l'Harmonie Moderne’), die eene zeldzame collectie nieuwe componisten bevat; Bax is Fransch geïntoneerd, zonder indrukwekkende dingen te maken en werd zoo goed mogelijk in het timbre uitgevoerd. Ravel – Pavane pour une Infante défunte – en Debussy – Jardins sous la pluie – allebei met de onderzeesche flonkeringen en een bevend lichtspel in den fluïden klank, goed van bedoeling bij Myra Hess en waardeerbaar – doch levenloos en zonder de intuïtie voor deze muziek.
Maar Beethoven en Chopin, o Myra Hess! Wat ik weet van Pembaur vergat ik al weer. Zij acteert aardiger bij eene muziek, die aan moet grijpen, knipperoogt bij elk knipperoogend thema en beweegt de wenkbrauwen heel expressief en op het juiste moment. Zij ranselt bovendien de piano veel magistraler en meesleepender. Alle pianisten hebben tegenwoordig hetzelfde accent – het trommelvuur-accent met de expressie à tout prix – dat wij moeten dulden in Myra Hess. Zij maakte uit Beethovens Appassionata een avontuur van passie, vol met de geheimzinnige siddering der avontuurlijke schoonheid. En ik heb de finale dezer sonate zelden fanatieker gehoord. Die heroiek legde zij ook in Chopin, doch ik heb geen oogenblik getwijfeld of hij er minder goddelijk om was, want het leek me overmeesterend.
Eéne zaak intrigeert me vooral na de laatste concerten, hoewel het mij reeds jaren zeer vreemd voorkomt: 19 van de 20 pianisten bespelen hier den Bechstein, hoewel er Broadwood's, Steinway's, Erard's en Pleyels zijn, bewonderenswaardige merken. Wie wil mij ophelderingen geven van deze zeer zonderlinge furore voor Bechstein?