Messchaert - Röntgen
Zou ik me maar niet liever neerleggen bij de onafwendbaarheid en voortaan meenen, dat alles hetzelfde is, dat we voortreffelijke muzikanten zijn en eene ingeslapen natie? Ik weet zelfs niet of we nog recht hebben op een eigen taal. Ik weet niet eens meer of ik het recht heb om Messchaert te vragen of hij een Duitscher is, ik weet niet of alle anderen, die zich nooit om onze taal bekommeren, landgenooten zijn...... maar verbeeld u een oogenblik, lezer, dat het schouwburgleven even erg verpest was met de vreemde taal als het muziekleven. Is de muziek niet eene essens in onze dagen en in ons bestaan? Is zij geene realiteit? Is het geen ramp, dat alles wat ons toezingt, ons de vreemde taal toezingt? Is het gen ramp, dat alles wat ons land muzikaal vertegenwoordigt, in Duitsche ideeën leeft, in Duitsche schoolvosserijen en ons van 's morgens tot 's avonds uitnoodigt tot verbroederingen, waarin onze geheele eigen psyche ondergaat?
Ik weet het niet meer. Een avond als van Messchaert en Röntgen overdondert me. Ik meende weder in eene Duitsche stad te zijn. En Messchaert is een onzer ‘groote mannen’, Röntgen is de officieele musicus van Amsterdam. Bestaat er een land op den aardbol waar zoo iets jaar-in jaar-uit mogelijk zou zijn? En we praten over eene nationale kunst!
Röntgen speelde natuurlijk Beethoven en Schumann, Messchaert zong van Strauss, Brahms en Löwe. Ik hoorde hem vijf liederen voordragen, genoeg om den indruk te krijgen dat zijne grootheid als zanger nog onaantastbaar is. Hij gaf zich voluit, in den rijksten klank, scheen zijne stem niet behoeven te sparen en alles klonk in de schoonste welluidendheid en den schoonsten hartstocht.
Maar wanneer zal hij de eerste hand uitsteken naar de Nederlandsche muziek?