Concertgebouw-Sextet [De Serenade van Mozart en Beethovens Trio voor piano, fluit en fagot]
Midzomernachtsdroom-muziek. Niets dan blaas-instrumenten en wat is een blaas-instrument anders dan een gecristalliseerd natuurgeluid? Een fluit, een hobo, een fagot zijn archaïsmen in het tegenwoordige leven, als men ze niet picturaal hoort in een modern orkest of als ze geen bezielde wezens worden in pantheïstische en literaire fantasieën, gelijk de fluit uit Debussy's Après-midi d'un faune er ons openbaarde. En ik hoor ze nog als bezielde wezens eener Midzomernachtsdroom-muziek in de stukken van Beethoven en Mozart, een natuur-leven, dat wij niet meer kennen en slechts vermoeden als fantasieën en dierbare onwerkelijkheden.
Maar hier zingt alleen Marsyas en wij, hedendaagschen, luisteren naar dien klank van Mozart-Beethoven via de ‘Fêtes galantes’ van Verlaine bijv. Zoo bekoort hij en zoo verrukt hij langen tijd. Het is een heel oud verleden, waaruit hij klinkt, het is de atmosfeer, welke de trillingen draagt van een hobo en de zeldzame, irreëele kleur eener fagot den achtergrond, die haar minder vluchtig maakt voor den hoorder van nu.
De serenade van Mozart klonk levend, alsof zij gespeeld werd onder avondloof. Men miste niets dan een leider, wat het interieure rythme der ‘klassieke’ deelen een weinig verbrokkelde, doch het coloriet, dat doet denken aan onze zeventiende-eeuwsche schilders, bleef van den zuiversten glans, subtiel en intiem, het bleef zangerig en buitengewoon expansief. De kleine zaal was vol voor de acht virtuozen, die den kern vormen van het Concertgebouw-orkest, doch ik zag weinig musici. Het schijnt, dat zij de uitstekende leerschool van het Sextet verwaarloozen. Maar er viel wat te leeren van de hooge fagot-tonen (en te bewonderen), zooals Beethoven ze schrijft in het trio voor piano, fluit en fagot, een meesterwerk zijner jeugd. Een meesterwerk! Want Beethoven vond later geen ontroerender accenten dan in dit adagio.