157e Caecilia-concert (Stadsschouwburg) [Webers Oberon-ouverture, Saint-Saëns' Celloconcert en Schuberts Unvollendete]
Hoe Schubert honderd jaar geleden eene symphonie schreef op het motief van ‘Zandvoort aan de Zee’, heeft men gisteravond kunnen hooren. Ik was altijd geneigd, om 't met Saint-Saëns eens te zijn, die de ‘Unvollendete’ eene ‘slechte symphonie’ noemde (wie geeft me de psychologie van de interrumpeerende koper-accoorden in het eerste deel?), doch sinds Zandvoort aan de Zee populair werd, kan ik me de vox populi verklaren, welke dit werk uitkoos. Grooter plagiaat (ik ben hier ironisch, lezer) is er echter niet door de Duitsche muziek bedreven.
Het Caecilia-orkest is het Concertgebouw-orkest met eene hoogspanning van violen, en dit woud van strijkstokken, dat me doet denken aan eene visschershaven op Paasch-Zaterdag - vol lenige masten - maakt indruk door de glanzingen der chanterelles en de declameerende g-snaren. Maar hoe roerend klinkt in dit Macbeth-woud eene solo-clarinet of een solo-hobo - als in het andante van Schubert, hoe romantisch in Webers Oberon-ouverture. Dat zong als een levend wezen.
Ik kan het Violoncel-concert in la mineur van Saint-Saëns niet meer hooren zonder aan den heroïeken Hekking te denken, den poilu. Gaillard speelde het en speelde het goed, maar mijne herinneringen! Die menschelijke stemmen, welke Hekking er opriep, de jonge teederheid van het tweede thema, de Meinacht-lyriek van het allegretto, dat hij zong als eene serenade. Zulke herinneringen! Gaillard speelt het goed, maar heeft me toch niet kunnen onttooveren aan het verleden, toen deze muziek poëzie geworden is.
Mengelberg dirigeerde een schitterend ensemble en echo's van de repetities mogen niet vertellen hoeveel moeite een ‘schitterend ensemble’ kost met een aantal medewerkers, die het orkest-spel ontwend zijn (de ouderen) of die nooit in een orkest zaten - de conservatorium-krachten. Mengelberg vult het Danaïden-vat tweemaal per jaar en het bewijst telkens hoe hij in staat is om in een paar dagen een nieuw orkest te formeeren. En dat dit dubbel toegejuicht moest worden.