Fransche Opera: Carmen (Stadsschouwburg)
Mevrouw Emily Bennett maakte gisteren geen nieuw Carmen-type, maar ik wilde haar toch even analyseeren als eene nieuwe creatie.
Mevr. Bennett kon een pseudoniem zijn van Rosa Soïni, die ons het vorig jaar in het type-canaille een avond verbaasde, het type, dat zich op den voorgrond dringt, nu de ras-Carmens schijnen uit te sterven. Het soort mag gerekend worden tot de onboetvaardige Magdalena's in Rubens-gestalten en men bewondert er in de eerste plaats de splendide vrouw, die alle realiteiten bezit der aardsche schoonheid. Zij beweegt den flonkerenden waaier alsof er tropische vlinders fladderen en de witte arm modelleert zich als een lichtstraal op het zwart van den waaier. Deze dingen zijn onvergetelijk gelijk een mooie vrouw altijd onvergetelijk is zelfs wanneer ze schuilt in den nacht van het derde bedrijf (der smokkelaars) en hare gedaante eene seconde afteekent achter het vuur eener cigarette. En er waren meer bekoringen, die men ook vindt wanneer er geen Carmen gespeeld wordt. Ik spreek nog niet eens van de excessen, waarmee deze onboetvaardige Magdalena's het type-canaille intreden en die noch passen op het Fransche tooneel, noch in de Spaansche atmosfeer.
In de tweede plaats merkt men pas, dat deze verrukkelijke comediennes (zij hebben geïnspireerde minuten) zangeres zijn en aan muziek doen. Een castagnetten-rhythme kunnen ze echter niet spelen, hare dansen zijn primitief, de stem is slordig en de accenten klinken hartstochteloos. Ziehier nu eene Carmen, die 't niet eens meer de moeite waard acht om te goochelen met de nachtelijke en sidderende klanken van het lage register der alten! Wat heeft mevr. Emily Bennett goed geïntoneerd? Haar geluid ligt open en naakt, het minst expressimistische coloriet van alle klanken. Waar bleef in de accenten der melodieën, het instinctieve harer oogen, het instinctieve harer tooverende handen en der tooverende lijn van het lichaam? Ik kan mij eene Carmen niet volmaakt voorstellen, die de Carmen niet even gepassionneerd zingt als speelt; zij is eene gestalte maar ook eene ziel, en hare tragedie is grootsch genoeg om zich te weerspiegelen in diepste tonen van het hart der menschen.
Doch ik hoop Carmen nog eens te hooren van een zeventien-jarige Carmen en voor deze illusie wil ik het lot ondergaan van Don José. Bizet's heele partituur tintelt van onvergankelijkheid en wij zijn met onze bewondering nog niet verder dan Nietzsche. Zij maakt ons rijk met een stroom van eeuwig leven en de macht van haar mediterraneeschen glans. Een beetje illusie slechts in de ontroeringen! Want leek du Pond een Escamillo die zijne rol en zijne traditie waard was? Het Torero-lied, dat zelfs succes heeft op een draaiorgel, heeft niemand aangegrepen, omdat klank en accent beide ontbraken.
Wij konden ons voortdurend troosten met de Micaëla van Emma Luart, met de Frasquita van mevr. Schadde en de Mercedes van mevr. Blanchet. Dat klonk in een zuidelijk timbre en harmonieerde met de instrumentatie van Bizet. In het eerste en derde bedrijf leek Micaëla mij vermurwend en ik vraag nauwlijks of dat genoeg zou geweest zijn zonder Dister? Dister als Don José droeg de voorstelling; hij zong het best in de drie eerste acte's, speelde 't best in de finale en wij vergaten bijna, dat Bizet 't zoo niet bedoelde, dat wij de levenswarmte en het eigenaardige geluk zoeken bij Carmen. Zoo waren Don José en Micaëla de voortreffelijksten en ik stem in met de bloemen voor den tenor (de eenige), welke de Amsterdamsche en Fransche kleuren droegen.
Het orkest, dat uitmunt door zijn houtblazers, klonk melodieus en Deveux was wederom chef d'orchestre. De directeur Roosen stoorde zich dus niet 't minst aan de bittere critieken van 't vorig jaar en nu ik Deveux voor den eersten keer zijne placiditeit tegenover de heele Carmen-geschiedenis zou willen verwijten, zwijg ik liever, omdat 't toch niet helpt. Maar moet eene instelling, die gesubsidieerd wordt met f30.000, in ieder geval niet zorgen voor een beter vrouwenkoor?