[Alexander Schmuller solist in vioolconcert van Mozart, de symfonie van Franck o.l.v. Cornelis Dopper]
Men ziet, dat het niet moeilijk is om door eene gelukkige verdeeling der solisten ook de uitvoeringen der ‘tweede dirigenten’ boeiend te maken en enthousiast. Meer was er ook niet noodig om Dopper de volle zalen te doen erven van Mengelberg en het doet me genoegen, dat het Concertgebouw-bestuur tot deze uitkomst is geraakt, waarbij de kas beter zal varen dan bij het vorig systeem.
Het schijnt, dat er in Dirk Schäfers historische cyclus een vruchtbaar leven lag daar hij nog altijd nakomelingen voortbrengt; de eene is niet uit of de andere begint en Alexander Schmuller inaugureerde gisteren den derden, den cyclus: der viool-concerten. Een applaus als Schmuller kreeg hier nooit een violist en over de stemming behoef ik u niets meer te vertellen. De schoonheid der muziek was echter onuitputtelijk en begon voor mij bij Bachs andante. Dit behoorde tot de droomen der achttiende eeuw en welke eeuw heeft ooit goddelijker gedroomd in het tijdelooze? Men merkte het ook weer in het concert van Mozart; dit is het liefelijkste en teederste, waartoe de menschheid kon stijgen, die eene zoo groote mate van liefde sinds niet meer gekend heeft.
Schmuller had den ganschen avond last van de temperatuur en alles klonk niet zooals het bedoeld was. Ik zou ook met hem kunnen twisten over zijne Mozart-opvattingen, welke in wezen niet historisch zijn en in deze interpretatie ook niet altijd menschelijk. Men moet bij Mozart het meest voor de hand liggende nemen, dat immer het meest bezielde is en de karakteristieken, welke Schmuller heeft uitgedacht bij 't eerste deel (concert in re) zijn modern en levendig, maar van eene schilderachtigheid, welke slechts denkbaar is in een tijd, welke het melodieuse en sierlijke niet hoog acht. Het andante echter heeft hij divien gezongen en met verrukkingen, die ik slechts Mozartsch kan noemen.
Het was de eerste keer, dat ik César Franck's symphonie hoorde onder leiding van Dopper. Nooit merkte men beter, dat dit werk lijnrecht van Tristan stamt en tegelijk, hoe buitengewoon origineel de Tristan-elementen zijn bearbeid. Ik heb het détail ook nooit beter kunnen waarnemen bij al den rijken klank van het orkest, dat schitterend speelde; en zij die mij voorspelden, dat deze Franck-symphonie eene centime-symphonie zou worden, hebben absoluut ongelijk, want het was meesleepend.