De houten Juffrouw Grassau (ingezonden)
Amsterdam, 20 September 1915.
Geachte redactie,
In uw blad van Zondag j.l. vind ik een verslag over de opvoering van ‘De mooie Cubaansche’ in het Rembrandt-Theater, waarin de onbekende muziek-autoriteit die 't onderteekent, 'n kleinigheid over 't hoofd heeft gezien, n.l. verslag te geven. Maar zoo'n bagatelletje kan men ook best vergeten wanneer men nog de routine mist.
Wat mij geïmponeerd heeft, dat is de allergeestigste idee om, op de manier van 't Hindenburg-standbeeld te Berlijn, hier 'n houten Else Grassau-beeld te bouwen, dat bespijkerd zal worden ten bate van de Nederlandsche solisten, die voor deze Duitsche artiste aan den dijk worden gezet.
Ik herhaal 't, de idee lijkt me fameus, mits zij consequent worde toegepast, d.w.z. we verlangen dan ook 'n houten Laroche, 'n houten Auguste Monet ten bate van de talrijke Nederlanders, die ter wille van Belgische auteurs en journalisten wellicht aan den dijk gezet werden. En zeer zeker eischen we houten beelden van de directeuren onzer Fransche en Italiaansche opera's, voor wie de hemel weet hoeveel Nederlandsche opera-artisten plaats moeten maken. Zoo voortgaande zullen wij aan 't spijkeren kunnen blijven.
Misschien neemt Duitschland wel 't geniale denkbeeld van ons over en richt daarginds houten Jac. Urlussen, of houten Julia Culpen enz. op. Want dat 'n overgroot aantal Nederlandsche musici en tooneelkunstenaars daar te lande 'n eervol bestaan, vaak ook 'n schitterende carrière vonden, dat schijnt uw verslaggever niet te weten. En ook dat laatste is verklaarbaar, waar de Duitsche pers zich aan tactloosheden als de zijne tegenover Nederlandsche gasten nooit heeft schuldig gemaakt.
Onder beleefde dankzegging voor de plaatsing,
Hoogachtend,
DAVIDOFSKI
De kolossale entrade van juffrouw Grassau was geen bagatelletje en de Mooie Cubaansche een oud stuk, dat loopt als een wekker. Is Davidofski's vereering voor den ‘componist’ Max Gabriël zoo groot, dat hij van mij nog een buiging verwacht voor dit ‘meesterwerk’? Hij zij niet bezorgd. Vroeg of laat zal de componist Gabriël zijn ‘verslag’ thuis krijgen en eene technische ontleding van zijn talent.
Ik schijn Davidofski een goed idee aan de hand gedaan te hebben en recommandeer het ‘bespijkeren’ als scène eener Revue. Dat ligt geheel in de lijn onzer Hollandsche jubileeringsmanie, doch het gaat niet altijd op. Laroche heeft hier niemand verdrongen en is als geniaal kunstenaar geheel op zijn plaats. Monet vond in Nederland gastvrijheid en niemand van ‘De Telegraaf’ is voor hem aan den dijk gezet. Geen enkel artist eener Nederlandsche Opera heeft zijn engagement verloren omdat er een Fransche of Italiaansche speelde. Zij hebben langen tijd broederlijk samengewerkt. Messchaert, Urlus, Julia Culp, Tijssen, van Rooy en honderd anderen, eten het brood der ballingschap omdat wij Nederlanders hunne Duitsche collega's veel hooger achtten en met geweld importeerden. Zij zijn door Duitschland met voorliefde geannexeerd, zij verdringen er zelfs niemand, omdat zij allen overtreffen. Zij verdienen dan ook geen houten beelden.
Davidofski wil me toch niet wijsmaken dat Else Grassau hier allen overtreft en niemand verdringt? Wanneer hij bij zijne meeningen blijft zullen we ook hem een houten beeld moeten toewenschen. Tu quoque Davidofski! Vraag Mengelberg eens aan welke taktloosheden de Frankfortsche, en Diepenbrock, aan welke taktloosheden de Berlijnsche pers zich schuldig heeft gemaakt tegenover Nederlandsche gasten.
Wat blijft er nu nog over van deze verdediging der kolossale entrade van juffrouw Grassau?
Een psalm: zij hebben ooren en hooren niet; zij hebben oogen en zien niet.
M.V.