De muziek van Prinsenschool
Quelle tristesse! Als monsieur Troibémolles (wij zouden zeggen mijnheer Driemollen, of in het Duitsch mijnheer Vannès) een loopgraaf bestormt bij Yvonne van Ostende, moet daar, schijnt het, van het balkon ‘De Herfst’ af klinken, het lied, dat de harten bedwingt. Men hoort er echter geen muziek en ik zou niet gaarne beweren, dat ik alles wat Heuckeroth componeerde, bij deze Prinsenschool gehoord heb. Er gaat veel verloren uit het Fransch van Donnay (zelfs de melodramatische verwensching in Balkan-stijl, waarmee 't derde bedrijf sluit, blijkt jammerlijk geschrapt te zijn op verzoek van 't ‘Nieuws van den Dag’), maar nog meer uit de kleine compositie der nagaïka's en balalaïka's van Silistrië, die op haar beste momenten is gemaakt als de cocktail der koningin-weduwe: whisky, gember en buskruit.
Ik ben stil blijven staan bij ‘De Herfst’, niet alleen de gepassioneerde scène, maar vooral het gepassioneerde lied. Het kon niet beter opklinken uit den grond van dit meesterlijk geschreven bedrijf en uit den grond van dit ras-temperament, de tragische koningin, die niet meer te paard kan. Een chanson bien douce, die maar weent om te streelen; en streelt! Maar quelle tristesse, dit partituurtje heeft niet meer dan een stuk of zes instrumenten en zestig instrumenten kunnen niet op tegen zes Chochottes met hare glimlachen, die ook probeeren om u te doen vibreeren en de geestigste entr'acte nog mee willen componeeren. Het lied klink er gelukkig solistisch boven uit – zij worden stil.