The Philadelphia Orchestra
Het geeft aan de gedachten curieuze wendingen een compleet symphonie-orkest te zien komen uit een wereld-deel waar slechts een mensenleeftijd geleden bijna niets van die aard bestond. Lieden als Bach of Beethoven, die in het muziekbedrijf hunner eeuw een bescheiden plaats innamen, zouden zich maar kleine mannetjes hebben gevoeld, wanneer men hun verteld had van zo'n orkest dat 1.200.000 mijlen aflegde, 5.759 concerten gaf, en zijn roem vermenigvuldigde met meer dan 46.000.000 verkochte gramofoonplaten. Tegenover zulke astronomische cijfers zal zelfs een moderneling van het hedendaagse Europa in de schulp kruipen die zijn woning is, zijn gezichtsruimte, als voor de slak en de oester. Wij denken daar weliswaar in geheel andere categorieën en geheel andere termen wanneer wij ons bezighouden met muziek of met een beoefening van gelijke orde. Dat maakt ons misschien nog geschikter om paf te zijn over getallenwaarden welke wij in dit nog altijd enigszins gereserveerde domein der Muzen nauwelijks durven dromen. Een utopia rijst ons hierbij voor de geest. Een ideale aarde, overal veranderd in een Parnassus, een hemels oord, zoals zij werkelijk zou kunnen zijn met al de kunstenaars die ons hoofdzakelijk de vreugde leerden, de verrukking, zelfs wanneer zij rouwen. En inderdaad, een beetje beteuterd, een beetje in de stemming van we zijn maar kleine mensjes, gingen wij luisteren naar The Philadelphia Orchestra.
Het was even middag toen zij aankwamen uit Brussel; 's avonds concerteerden zij te Amsterdam; de volgende middag waren zij te Parijs. Als op het betoverd tapijt uit duizend-en-een nacht. In hetzelfde tempo zullen zij Bordeaux bezoeken, Lissabon, Oporto, Madrid, Barcelona, Milaan, Genua, Turijn, Genève, Lugano, Straatsburg, Wenen, Berlijn, Stockholm en Helsinki. Welk een film voor de cinerama, het nieuwste wonder van de Amerikaanse bioscoop! Welk een stof voor statistieken! Over wat zij zien en niet zien kan een hele bibliotheek worden volgeschreven.
Achter hun lessenaars op het podium verschillen zij niet noemenswaardig van een der orkesten die er zijn in twintig Europese landen. Het aspect van een Westers symphonie-orkest voegt zich sinds ongeveer honderd jaar naar ongeschreven interne stijl-wetten, die op een of andere onverklaarbare manier samenhangen met de muziek en alom een gelijkend beeld leveren. Men moet naar Japan gaan om een ander patroon onder ogen te hebben.
Het zeer karakteristieke geluid dat een stemmend orkest maakt alvorens te beginnen en waaruit een oplettend oor reeds een menigte bijzonderheden kan afleiden of gissen vóór dat het eigenlijke concert aanvangt, die collectieve improvisatie over wat ieder der instrumentalisten door het hoofd speelt, is bij deze Amerikanen uit Philadelphia aanmerkelijk donkerder, doffer, compacter, trager, lustelozer gekleurd en gerhythmeerd dan ik van Europese ensemble's gewoon ben. Ik heb er eens over gepeinsd om zulk een chaotisch maar toch zeer zinrijk en met een hoop mysterie geladen rumoer op te tekenen, te componeren dus, en daaruit onnaspeurlijk als vanzelf een georganiseerde symphonie te laten groeien. Wie het idee bevalt, kan het overnemen. Het is buitengewoon moeilijk te realiseren, mag gezegd worden vooruit. Ik geloof echter niet dat het me ooit zou zijn aangewaaid wanneer mijn hersens en mijn herinnering uitsluitend waren gevormd door improvisaties als die ik van de Philadelphiërs kreeg te observeren. Mijn eerste indruk was con sordino, zonder spirit en zonder fantasie. Nochtans is de overwegende meerderheid van het orkest in de bloei der kracht. Jonger dan in Europa. De meesten hebben namen die op een Italiaanse, Slavische, Duitse afkomst wijzen. Het angelsaksische element is zichtbaar in de minderheid. Simplistisch geredeneerd, had uit die melting-pot van muzikale herediteiten en atavismen een sprankelender, een pittiger, een franker, een boeiender, een exciterender preludium moeten te voorschijn komen.
Een orkest is een typisch eind-product van alle psychische en physische factoren ener samenleving, en het ligt voor de hand dat ieder die van deze representatieve hoedanigheid besef heeft uiterst benieuwd is naar wat een orkest uit de nieuwe wereld ons zou kunnen leren, of misschien openbaren. Men vraagt zich dat automatisch af. Hoe zijn hun violen? Een mooie, heldere, zacht-glanzende toon in de discant, struis en kernachtig in de lage registers, altijd melodisch, uitstekende techniek. Hoe klinken hun fluiten? Transparant als kristal, een beetje minder doorwemeld met iriserende flonkeringen dan wij gewoon zijn. Voortreffelijk bespeeld. Hoe hun hobo's? Zeer klaar in paarlemoeren mengeling, juist voldoende nasaal om een lijn te onderstrepen, een tikje effen. Hoe hun klarinetten? Qua klank even dicht bij de fluit als bij de hobo; te weinig schalmei en diepere resonans naar mijn begrip; goed spel, doch minder securiteit in de graden van het virtuoze. Hoe hun fagotten? Zeer fraai, zonder het ietwat groteske, scurriele dat de Europese fagot dikwijls nog heeft. Hoe hun hoorns? Prachtig van timbre, niet te week en niet te dik, beweeglijk in gevarieerde expressies. Hoe hun trompetten en bazuinen? Uitmuntend, maar een nuance minder praegnant en minder verzekerd dan men zou verwachten. Hoe hun drum-sectie? Perfect; nooit te eclatant, nooit explosief en sensationeel, altijd evenwichtig, ook in het markante. Hoe hun samenspel, hun samenklank? Gedisciplineerd, homogeen en precies, doch zonder de losheid, zonder het enigszins avontuurlijke en vrije in de precisie, steeds zonder het riskante en geriskeerde van een soort transcendente beheersing, waaraan wij in Europa, en speciaal te Amsterdam gewend zijn. Alles zakelijk beschouwd een eminent orkest met zeer respectabele maar niet onbegrensde mogelijkheden.
Wat mij het meest verbaasde, en om de waarheid te zeggen onthutste, was hun voordracht in een compositie die wij van buiten kennen omdat zij tot de paradestukken behoort van de meeste dirigenten, de Symphonie fantastique van Berlioz.
Het zonderlinge feit deed zich hier voor dat alle expressieve accenten werden uitgevoerd zoals zij genoteerd staan, maar alle een greintje boven of een greintje onder de schreef. Het scheelde nooit veel; juist genoeg om het te merken. Naar een verklaring zoekende van dit bizarre verschijnsel dacht ik eerst aan schoolsheid van zeer degelijk geoefende, talentvolle leerlingen in de laatste phase hunner studie, waar het materiële vakwerk aanlandt in kunst. Maar gaandeweg moest ik deze veronderstelling laten varen, omdat de Philadelphiërs ontwijfelbaar dit stadium hadden overschreden, wijl zij overduidelijk blijk gaven van aesthetische bedoelingen. Toen moest ik wel concluderen (want een andere uitleg was er niet) dat zij de muziek der Fantastique vertolkten zoals iemand een vreemde taal spreekt welke hij grondig heeft geleerd, maar die hem niet eigen is, en uit wiens zegging de inheemse altijd de buitenlander zal opmaken door minieme afwijkingen in de tongval.
Nog veel directer dan bij een taal raken zulke kleine afwijkingen bij de muziek, die voornamelijk appelleert aan instinct en intuïtie, de zenuwen van het onderbewuste met welke wij de echtheid meten, en waarmee elks persoonlijke echtheid wordt gemeten. Er is in de Fantastique van Berlioz een groot aantal concrete psychologische gegevens, waarop de Philadelphiërs, en waarschijnlijk de Amerikanen in het algemeen, niet rechtstreeks meer reageren, en die zij nog slechts langs intellectuele weg min of meer natuurgetrouw kunnen reconstrueren. Ofschoon het psychologisch terrein dat Strawinsky bestrijkt in L'Oiseau de feu beperkter is en minder verwikkeld, was datzelfde gebrek aan contact met het innerlijk wezen der muziek ook daar merkbaar. Ik had voortdurend een indruk als bij de goede reproductie van een beroemd schilderij, als bij de foto van een landschap. Men herkent het zonder het te herleven.
Wie ik nauwelijks terugkende, na hem menig keer te hebben bewonderd aan het hoofd van het Concertgebouworkest, was de dirigent Eugène Ormandy. Hij deed niet anders. Hij was zichzelf gelijk. Met ons orkest vlogen de vonken eruit. Met de Philadelphiërs steeg het radiërend resultaat niet boven een flegmatisch gemiddelde, hoe hij zich ook inspande.
Zou het kunnen dat in Europa, waar de muziek werd geboren, een natuurlijker verbintenis met haar behouden bleef dan in Amerika? Zou zij daar langzaam-aan een dode taal worden? Men formuleert de vraag met schrik, maar zij schemerde op uit wat men hoorde.