Alle kanten van een concert
Er zou naar aanleiding der Toonkunst-uitvoering van Bach's Matthaeus Passion een brochure te schrijven zijn. Wat zeg ik! Er zou een boek over geschreven moeten worden in verscheidene hoofdstukken. Laat ik probeeren den inhoud beknopt samen te vatten.
1. Amsterdam zal weldra misschien de eenige stad in ons land zijn, waar het liturgische werk van Bach nog gezongen wordt in de concert-zaal. Het bestuur van Toonkunst bestendigt daarmee een vergissing en een misbruik welke dateeren uit de helft der vorige eeuw toen de Matthaeus-Passie opnieuw ontdekt werd. Maar Bach maakte zijn oratorium voor de kerk. Zijn compositie is een nauwelijks gestileerde godsdienstoefening. Het is veel onlogischer en onaesthetischer om een Passie van Bach over te planten in een wereldlijke omgeving dan om een opera van Wagner of iemand anders te geven in concert-vorm. Het staat bijna gelijk met heiligschennis. Want in de Passies van Bach worden religieuse accenten aangeslagen welke nimmer met volle waarachtigheid en volle oprechtheid kunnen klinken op een wereldsche bijeenkomst, en er worden psychologische reflexen beoogd door de muziek, welke geenszins voor een aesthetische appreciatie bedoeld zijn. Men doet Bach dus dubbel te kort wanneer men de Passies uit haar religieus verband rukt. Men profaneert zijn muziek en men belet ze te klinken met de echtheid uit welke zij ontstond. Is er in Amsterdam geen enkele kerk waar Bachs Passies een tehuis kunnen vinden dat harmonieert met den ernst harer godsdienstige handeling? Dan zou het beter zijn om Bachs Passies voortaan niet uit te voeren in Amsterdam en op te houden met de flagrante miskenning der bedoelingen en met de verkrachting van een werk, dat geheele waarheid wil.
2. Het was een groote beproeving gedurende uren te moeten luisteren naar een spraak waarin gedurende vijf jaren en langer gebrald, gehuicheld, gelogen en gemoord is. De Nederlandsche Regeering gaf opdracht aan een onzer dichters om een vertaling te vervaardigen van Bachs Matthaeus Passion. Zij deed dit met een zeer juist inzicht van alle consequenties welke kunnen voortvloeien uit de veralgemeende aanwending eener vreemde taal in ons openbare en intieme leven. De vertaling der Matthaeus Passie, meen ik, is gereed. Vorigen herfst echter ontwikkelde zich een polemiek over de gewenschtheid niet alleen, maar ook over de artistieke geoorloofdheid eener Matthaeus-Passie in het Nederlandsch. De tegenstanders der vertaling hadden volkomen ongelijk. De tekst van Bach, hoewel ten deele ontleend aan het Evangelie, heeft als tekst niet het minste recht op onaantastbaarheid. Die tekst zelf is gedeeltelijk een vertaling. Wanneer de tegenstanders eener Hollandsche Matthaeus-Passie ons een vernederlandsching van Bachs tekst willen verbieden, kunnen zij met evenveel schijn van gegrondheid den Staten-Bijbel verbieden, of een andere versie der gewijde Schrift. Zonder twijfel modelleerde Bach zijn muziek op Duitsche woorden. Dit kan geen beletsel zijn om Nederlandsche woorden te modelleeren naar Bachs muziek. De muziek van Bach is ongetwijfeld verbonden met zijn tekst. Maar zij is in geen enkel opzicht organischer gegroeid uit den Duitschen tekst, of principieeler eraan geboeid dan b.v. de Italiaansche tekst het is aan Mozarts Don Giovanni, dien de Duitschers sinds jaar en dag zingen in het Duitsch, dan de tientallen opera's, oratoria, cantates, liederen zelfs, welke Franschen, Engelschen, Russen, Spanjaarden, Tsjechen, Finnen, Noren, Grieken, en stellig nog een dozijn andere groote en kleine naties sedert menschenheugenis aanhooren in een vertaling, zonder dat de muzikale of litteraire expressiviteit der vertaalde werken aan intensiteit verliest. Alles bijgevolg welgewikt valt er
a priori geen enkel geldig bezwaar in te brengen, noch van dogmatisch of liturgisch, noch van een artistiek standpunt, tegen een Matthaeus-Passie in het Nederlandsch. Zij moest voor ieder onzer vanzelfsprekend zijn, en meer dan wenschelijkheid, gewoonweg wet. Alleen het oude, ijdele Duitsche prestige, en onze oude routine om tegen dat prestige op te zien, kan hier valsche bezwaren suggereeren. Het zou daarom goed geweest zijn, wanneer de Amsterdamsche afdeeling van Toonkunst voor haar uitvoeringen der Matthaeus-Passie onmiddellijk de Nederlandsche vertaling geadopteerd had, zoodra het plan onzer regeering bekend werd. En het ware goed geweest wanneer Amsterdam aan ons geheele land het signaal gegeven had om te breken met een vroegere oriëntatie onzer muziek welke zóó eenzijdig germaniseerde, dat zij voor de Duitschers een argument kon worden om ons als geestelijk ingelijfd te beschouwen en de grenzen op te heffen.
3. Een lange reeks van uitvoeringen der Matthaeuspassion, onder leiding van Willem Mengelberg, had hier op de vertolking een persoonlijk en zeer betwistbaar merk gedrukt. Betwistbaar omdat de opvattingen van Mengelberg uitsluitend of hoofdzakelijk ontsproten aan zuiver muzikale consideraties en bijna het geheele liturgische, tragische, innerlijke perspectief van Bachs oratorium negeerden. Noch bij de koren, noch bij de koralen, noch bij de aria's ging Mengelberg's voordracht ooit uit van den tekst, doch altijd van den klank, en de schoonheid naar welke hij streefde, bleef altijd vormelijkheid, die welluidend en sierlijk kon zijn, maar zonder correspondeerenden inhoud was. Toen Mengelberg verdween, met de nederlaag onzer beulen die hij tot vrienden koos, mocht men hopen, dat ook de gemaniëreerde traditie, welke hij stichtte voor de Matthaeus-Passie (en voor menige ander muziek) met hem verdwijnen zou. Men mocht bij onze Bevrijding hopen, dat niet enkel uitgewischt zou worden de naam van een man, die zoo lang en om zooveel redenen funest had ingewerkt op onze muzikale praktijk, doch ook de begrippen welke hij vertegenwoordigde, doch ook zijn stijl. De tijd om zulk een hernieuwing te ondernemen was gunstig. De verdienste haar beproefd te hebben, de moeilijkheid reeds, had een voortvarend kunstenaar moeten lokken tot een daad van zelfstandigheid. Maar de gevolgen zelf, de voortzetting van Mengelbergs praktijken, annuleerden de gunst van den tijd. Want verleden jaar, zooals Mengelberg op tournee had kunnen zijn, was Eduard van Beinum reizende, en daar hem de gelegenheid ontbrak om een Matthaeus-Passie voor te bereiden welke niet in Mengelbergs traditie zou klinken maar conform aan de historie en aan de intenties van Bach, moest onze dirigent vervangen worden door Lodewijk de Vocht. Hij overwoog wellicht, maar deed nog niets.
Ook dit jaar was Van Beinum reizende, en daarenboven een ruime poos ziek. Er werd nochtans iets gedaan. Hij herstelde de Mathaeus-Passie in haar oorspronkelijken vorm, een restauratie waartegen Mengelberg zich steeds verzette, doch die elders in ons land reeds gebeurd was. Hij maakte ook wel enkele retouches hier en daar in de accenten, in de tempi. Maar deze wijzigingen kwamen meer voort uit verschil van temperament en dirigeer-techniek dan uit een eigen en juistere visie op het werk. Aan de noodzakelijke hernieuwing is nog niet begonnen. Zij eischt tijd en zorg. Het geheele oratorium moet maat voor maat worden gerestaureerd op basis van den tekst. Woord voor woord moet het zijn intrinsieke waarde herkrijgen, ontbolsterd worden uit het patina van veertig jaren conventie. Bevrijd ook de muziek uit het automatisme van veertig jaren uniformiteit. Van Beinums taak is zwaar. Hij zal massa's van inertie te verstuwen hebben. Hij vange aan met een Nederlandsche vertaling. Ik ben er van overtuigd dat reeds een Hollandsche tekst (hoewel iedereen Duitsch kent, of tennaastenbij) de Matthaeus-Passie zou wenden naar een onverwachte en trouwe belichting.
4. Van regeeringswege worden de orchesten geïnspecteerd. Dit is misschien niet geheel overbodig, hoewel wij voortreffelijke instrumentalisten bezitten. Maar in ieder geval zou het logischer zijn wanneer onze regeering toezicht hield op het muziek-onderwijs onzer conservatoria, en speciaal op het zang-onderricht. Peter Pears zingt zijn rol van Evangelist vocaal volmaakt, doch in een oppervlakkigen, aangeleerden, conventionneelen, oprecht-onoprechten concert-stijl. Het is ontoelaatbaar dat een ensemble van ons particulier en openbaar muziek-onderwijs geen enkelen bruikbaren tenor heeft afgeleverd, en het is minstens verwonderlijk dat al onze scholen te weinig eminente zangers hebben voortgebracht, om van de solistische bezetting eener Amsterdamsche Matthaeus-Passie te mogen zeggen dat zij niets dan lof verdient.
5. De hemel verhoede dat wij in het provisorische blijven aarzelen. Er zit iemand te wachten op zijn terugkeer van het eiland Elba. Dit is geen reden om hem een avontuur te vergemakkelijken, dat een ramp zou worden voor onze muziek.