50 jaar Roeske
Het gebeurt buitengewoon zelden dat iemand vijftig jaar lang aanvoerder is van dezelfde groep, dezelfde collectiviteit. Het gebeurt nog veel zeldener dat iemand, die gedurende een halve eeuw hetzelfde werk doet, niet sceptisch wordt, niet zijn enthousiasme verliest, niet verlangzaamt, niet stilstaat, nooit zijn doel bereikt acht, maar altijd voorwaarts wil, met de energie zijner jeugd, met het ongeminderd vermogen om bij den avond van het leven met gelijke intensiteit op de dingen in te gaan als toen het middag was en ochtend.
Dit is het magnifieke van Roeske, die vanaf 1896 de mannenzangvereeniging ‘Apollo’ dirigeerde, tot in den tegenwoordigen tijd. Als hij bij het vieren van zijn gouden jubileum een retrospectieve samenvatting had willen geven der vijftig jaren van zijn arbeid, als koor-leider zouden wij bemerkt hebben dat er iets veranderde, dat er iets verbeterde, dat de vooruitgang geen fictie is, geen utopie, geen zinloos woord, zelfs niet in de kunst, vooral niet in de muziek, en wij zouden metend hebben kunnen constateeren hoe door Roeske's werken niet slechts een zangvereeniging in al haar voortreffelijkheid, gehandhaafd bleef, maar hoe de intelligentie en smaak van geheel een volk geleidelijk evolueerden naar een duidelijker besef van muzikale waarden, naar een grootere toegankelijkheid voor zuiveren stijl en juiste uitdrukking, naar een hooger, prijzenswaardiger begrip der schooheid. Vijftig jaar geleden kon een ‘liedertafel’ niet exact beschreven worden zonder haar onwillekeurig te parodiëeren. Onder Roeske werd de mannenzang een categorie der muziek van denzelfden aesthetischen rang als de symphonie of het quartet.
Op zijn feest-concert gaf Roeske niet de historie van deze ontwikkeling doch de resultaten. Een programma van louter Nederlandsche auteurs, met composities van Zweers, Diepenbrock, Sem Dresden, Pijper, Paul Sanders, Willem Landré en Roeske zelf, bewees, dat een kunst-soort, welke sinds haar stichting bedenkelijk was, beantwoorden kan aan de hoogste eischen, dat geen enkel domein voor haar gesloten is, ook niet het moderne, ook niet het intellectueele, en dat zij zelfs het succes niet behoeft te missen, wanneer een man als Roeske zich in haar dienst stelt.