Het avontuur van den Geest
(1947)–Matthijs Vermeulen– Auteursrecht onbekendDe plaats van den mens in dat avontuur
[pagina 110]
| |
kan ik niet vatten. Zij is zonder dimensies. In het grootste en in het kleinste is zij zichzelf altijd gelijk. Zij is ongrijpbaar, onomschrijfbaar. Zij is altijd onveranderlijk, in het grootste en in het kleinste, zij heeft geen graden, nooit en nergens, zij is altijd volmaakt. Zijn Psyche daarentegen, zijn Ziel, begint haar openbaring in planten, bomen en bloemen met genoeg waarschijnlijkheid en bewijsbaarheid om haar te kunnen constateren, maar zonder voldoende precisie om haar nauwkeurig te kunnen analyseren en kenmerken. Zo lang er niets is op deze aarde, waar ik geen ander geluid verneem dan het ruisen van water en wind door de bladeren en het kreunen of kraken der takken, het roffelen van donder en bliksem, zolang er niets op deze aarde zal zijn dan een onsterfelijke tover van loof en bloesem die zich immer hernieuwt, staar ik in een raadselschrift, waar ik alles moet vermoeden en gissen, doch weinig met zekerheid kan begrijpen. Ook deze zwijgende feeërie, welke duizenden eeuwen duurt en steeds in pracht vermeerdert, zou milliarden eeuwigheden kunnen duren, evenals de sterren, zonder dat de Gedachte, en zonder dat de gedachte van mij, die deze stille schoonheid overschouw als ware ik de Gedachte, in verwezenlijking van haarzelf en in kennis van haarzelf den geringsten voortgang volvoert, noch te volvoeren vermag. |
|