ner verzinnebeeldt, het karakter, de inborst welke bij hun oorsprong in ieder vormend geageerd heeft, met onbetwistbare stiptheid en juistheid te definiëren, toch mag ik geloven, dunkt me, en met evenveel zekerheid als ik aan het licht geloof, dat in het ensemble van planten, bomen en bloemen de optreding van een psychisch phenomeen, van een psychischen factor, ontwijfelbaar kan worden vastgesteld. Zoals de kracht inhaerent is aan de stof, zo schijnt de psyche mij inhaerent aan het leven vanaf zijn aanvang. Geen leven zonder Psyche. Zonder Psyche geen leven. Psyche is leven. Psyche is tevens oneindig gedifferentieerd, oneindig geïndividualiseerd leven. En wat is eigenlijk Leven? Ik zie er een gedachte verwezenlijkt, welke ik, die mij alles verbeelden kan, onverbeeldbaar en onmogelijk zou achten, wanneer ik haar niet met eigen ogen en in ontelbare verschijningen waarnam: de bevrijding der onvrije, in haar eigen krachten gekerkerde stof; de vrijheid van autonome beweging, gegeven, vergund aan de in haar eigen energieën geketende, onvrije stof. De Vrijheid. Het Leven. De Persoonlijkheid. Ik concludeer hieruit dat
de werkman die dit verzon en verrichtte mijn meerdere is. Want hij heeft die gedachte van vrijheid en leven geconcipieerd en verricht, toen er, op de naakte aarde en misschien overal elders, niets nog was dan de onvrije stof.