24
Den werkman ken ik en herken ik in zijn werk. Een gedicht, een muziek, een beeld, een schilderstuk, een architectuur, een dans zegt mij, als ik maar even aandachtig luister of zie, de innerlijke wensen, genegenheden, lusten en vermogens van den maker. Hij is de creatie in het klein. Hij modelleert vormen, gestalten, gevoelens volgens zijn gelijkenis. Reeds door de keuze zijner vormen, gestalten en gevoelens verraadt hij een gelijkenis. Ik ken de inborst van een vogel door de wijze waarop hij zijn nest bouwt, die der spin door haar web. Ik moet ook de verlangens, de neigingen, de geaardheid, de bekwaamheden van den Scheppenden Geest kunnen lezen uit de dingen welke ik waarneem, de verre of de dichtbije, de grote of de kleine, de dode of de levende, en waarachter ik een leidende, een persoonlijke, een karakteriserende en karakteriseerbare gedachte meen te bespeuren. Want het is mogelijk, misschien, dat iets bestaat zonder vooraf gedacht te zijn. Maar wanneer iets mij onloochenbaar de werking ener gedachte aanwijst, signaleert het mij even ontegenzeggelijk het denken van iets of van iemand.