Dagboek van een banneling
(1934)–Edward Vermeulen– Auteursrecht onbekend
[pagina 211]
| |
Anno 1917.Januari.REEDS op het vierde jaar dat wij hier zijn! mochte 't het laatste zijn. Nog eens met Nieuwjaar weinig bezoeken en wenschen. Dat valt lijk af met den oorlog. Alle wenschen natuurlijk komen uit op hetzelfde; al op vrede. Begin Januari kwam hier het nieuws toe dat onze notaris, de goede heer Stroom, overleden en begraven was te Dieppe. Nog een slachtoffer van den oorlog. Hij had alles moeten achterlaten te Nieuwpoort; geheel zijne studie was vernield en hij heeft er zijn hert in gesloten. Begin Januari antwoord der bondgenooten op de Duitsche nota. Onze doeleinden: Herstel, waarborg, zekerheid. Kort daarna, antwoord der bongenooten aan Wilson: uiteenzetting onzer oorlogsdoeleinden. Daarop algemeene uitbarsting van woede in 't Duitsche rijk. Op 22 Januari, boodschap van Wilson: de vrede gesteund op de vrijheid der volkeren en de vrijheid der zee. Geen overwinnaars, geen overwonnenen. Einde Januari trok E.H. Dewulf, op zekeren nacht, naar Nieuwpoort om er de weerdijen, daar door den H. Stroom zaliger, verdoken, af te halen. Hij gelukte tamelijk goed, en M. Hellebuyck schoolopziener, oom en voogd der kinders Stroom, aan wien die weerdijen besteld werden, verklaarde met voldoening, dat de toekomst der kinders nu toch verzekerd was. Op 1 Februari, Duitsche nota aan Wilson, Boodschap van den onderzeeërsoorlog zonder genade... om zooveel te eerder den vrede te bewerken. Op 3 Februari: Afbreuk der diplomatische betrekkingen tusschen de Vereenigde Staten en Duitschland. De Europeesche neutrale landen durven Wilson niet volgen. | |
[pagina 212]
| |
De duikbootenoorlog begint geweldig te woeden; menigvuldige schepen worden dagelijks naar den diepen gezonden. Duitschland verklaart luidop dat het voor niets noch voor niemand den oorlog zal staken; en dat Engeland het ten allerlangsten maar zes maanden kan uithouden. Engeland verklaart niet te zullen begeven. Wie zal er gelijk hebben? Geheel de wereld stelt zich die vraag met zekeren angst, want van den uitval van den duikbootenoorlog hangt de uitval van gansch het spel af. Ondertusschen wordt alles van langs om meer raar en duur en er staan ons misschien harde dagen te wachten. Douglas Haigh, de opperbevelhebber van 't Engelsche leger, heeft in eene openbare aanspraak verklaard dat hij dit jaar, zonder den minsten twijfel het Duitsch front zal doorbreken. Ondertusschen spijts vriezen en sneeuwen is het spel zoo overal wat aan den gang. De vijandelijke legers bereiden den veldtocht van 1917; zij betasten malkander en 't is van nu af geheele dagen schieten en buischen. De vliegmachienen beginnen ook in roering te komen; bijna alle dage komen er al de Panne en werpen hier en daar hunne vreeselijke bommen. In het begin dezer maand viel er eene op het huis Vanbeveren, Zuidstraat te Veurne. Eene dochter des huizes wierd gedoodigd, de moeder den rechter arm bijna afgeslegen en den linkeren verbrand, met allerlei verwondingen aan hoofd en rug. Een andere dochter gewond aan 't hoofd en blind geslegen op de rechtere oog. De zoon bekwam kneuzingen over gansch het lichaam. De drie gekwetsten worden verzorgd alhier in 't hospitaal van den Oceaan. Met 1 February is M. Dewulf vertrokken naar het Kamp van Auvours. Hij klaagt bitterlijk van de koude. Het vriest nu immers sedert omtrent 4 weken lijk het in vele jaren nooit gevrozen heeft en hij heeft daar voor slaapplaats eene ellendige houten barak met een dun laagsken strooi waarop hij ligt te bibberen van de koude, zegt hij, zonder een oog te kunnen toedoen. Rond half February, op zekeren avond rond 10 ½ ure, terwijl alles in ruste was vielen bommen op St Idesbald. Al de villas | |
[pagina 213]
| |
wierden geschokt tot in hunne grondvesten. Zij vielen niet ver van de villa der arme Claren. De E.H. Vandeputte die dicht bij de Arme Claren woont, had verschillige groote ruiten die verbrijzeld waren. Gelukkiglijk waren er noch dooden noch gekwetsten. Rond het einde van Februari heeft opperminister Lloyd George verklaard dat men er zich geen valsch gedacht moet van maken, dat de oorlog nog lang gaat duren en dat Engeland zich onmiddellijk de grootste sacrificiën moet opleggen of dat wij anderszins naar eene rampe gaan. Dat wordt alzoo stillekens een geheel ander liedje of dat wij tot nu toe gewend waren. Einde Februari gingen de Engelschmans een goeden stap vooruit al de kanten van Bapeaume. De duikbootenoorlog doet schrikkelijk kwaad en zendt veel schepen naar den diepen. De scheepvaart is straf verminderd; Engeland heeft den invoer afgeschaft van alle niet zeer noodige zaken. Einde Februari zit het gespannen tusschen Duitschland en Amerika, alsook tusschen Duitschland en Holland. De gazette ‘Ons Vaderland’, in een bombast artikel schrijft: De wereld verkeert in eene bange afwachting voor de dingen die komen. Deze dagen, de menschen voelen het, gaan zwanger aan groote gebeurtenissen.’ | |
Maart.Sedert eenigen tijd bemerkt men groote verbetering in het korps der aalmoesniers. Ze houden zich deftiger als gewoonte; ze zijn meer priester geworden en min officier. Ook vernemen wij dat Mgr. Marinis gekapt en gekorven heeft in den hoop. Hij heeft er een zeker getal gestraft, verplaatst, verminderd, afgezet en weerom doen brankardier worden. Zelfs heeft hij op de zes, twee divisionaire aalmoesniers gebroken en uit het leger gebannen. Wij vernemen dat alle maatschappijen, vergaderingen, clubs, | |
[pagina 214]
| |
kringen, gilden, enz. die zoo talrijk in het leger ontstaan waren, met éénen trek afgeschaft zijn. Dat belet nochtans niet dat de officieren en legerdoctoors vrijmetselaars, wekelijks hier in de Panne zeer talrijk bijeen komen in de lokalen der loge in eene villa dicht bij de zee. Hoe rijmt men dat te gaar. De duikbootenoorlog woedt voort. De handel is er niet door opgeschorst maar straf verminderd. Engeland heeft alle vervoer per water dat niet dringend noodig is, afgeschaft tot later; en heeft beslist van voortaan de lijst der gezonken schepen niet meer af te kondigen. Er is alzoo te min opschudding onder het volk. Engeland hoopt altijd voort het te kunnen uithouden tegen Duitschland en alzoo te maken, dat de vreeselijke duikbootenoorlog zonder invloed blijve op den gang en op het eindigen van den grooten oorlog. Ondertusschen verergert het gedurig tusschen Duitschland en Amerika. Men is tegenwoordig aan den gewapenden vrede op zee, met afbraak van alle diplomatische betrekkingen en met nakend gevaar den oorlog alle stappe te zien uitbersten. Rond St Joseph'sdag kwamen allerlei verrassende tijdingen toe. Vooreerst de inneming van Bagdad met den aanhoudenden vooruitgang der Engelschen; dan de omwenteling in Rusland met ontslag van den Keizer Nicolaas II en aanstel van het nieuw bestuur; en eindelijk de tot nu toe onverstaanbare achteruitgang der Duitschers in Picardië van Arras tot tegen Soissons, op eene diepte die op sommige plaatsen tot 35 kilometers beloopt. Elk is tevreden, maar elk is achterdochtig en zegt: er moet daar voorzeker wat onder zitten. Ook schijnt het dat de Franschen en de Engelschen wel krachtdadig maar terzelfder tijde voorzichtig het Duitsche leger achtervolgen. Op vandaag 23 Maart is E.H. Dewulf afgekomen van het leger, in onbepaald verlof, als professor van Godsdienstleer in de middelbare school van Nieuwpoort. Hij was 52 dagen soldaat. Franz Verbanck, met hem opgetrokken, sterft te Dieppe in den loop der maand. In den nacht van 24 tot 25 Maart zijn de dagen ten 23 uur | |
[pagina 215]
| |
officieel weerom een uur vervroegd geweest. Van 23 is de wijzer op 24 verschoven geweest en mijne mis van 6 ure in den Repos, die te voren reeds bij den klaren geschiedde, is nu voor eenigen tijd weerom in het donker gevallen. | |
April.Met Palmenzondag is Mgr. Debrouwere wederom naar de Panne gekomen om er nogmaals de diensten der Goede Week te doen. M. de pastor van Pervyse is hem gaan vervangen naar Poperinghe. Dit jaar was er, voor den vasten, volstrekt niets verboden aan de soldaten. Voor de burgers was er alleenlijk verbod van vleesch te eten op Asschen Woensdag en Goeden Vrijdag. Alle andere dagen mocht men eten wat men wilde, zelfs vleesch en visch op dezelfde maaltijd. Voor den paaschplicht voldoet men met te communie te gaan in gelijk welke kerk of openbare bidplaats van de Panne. Het gaat achter den oorlog moeite kosten om dat al weerom in zijnen ouden plooi te krijgen. Op 4 April kwam hier het nieuws, dat president Wilson op 2 April verklaard had in het congres te Washington, dat het gedrag van Duitschland, in deze laatste tijden, feitelijk niets anders is dan oorlog tegen het bestuur en het volk der Vereenigde Staten. Hij vroeg dat het congres den toestand voor oorlogsvoerder zou aanveerden en onmiddellijk alle maatregels zou nemen en alle macht en kracht zou gebruiken om het Duitsch bestuur tot inkeer te brengen en den oorlog te doen staken. De verklaringen van voorzitter Wilson zijn met ongehoorden geestdrift onthaald door het congres en door het volk. Over eenigen tijd heeft ook China alle diplomatische betrekkingen afgebroken met Duitschland; en zoo krijgen de Duitschers stillekens aan, de gansche wereld tegen hen. Menschelijk gesproken, zij moeten bezwijken; ongelukkiglijk ziet men nog niet wanneer. | |
[pagina 216]
| |
Congres, Kamers en Senaat van de Vereenigde Staten hebben met omtrent eenparigheid verklaard dat de oorlog hun opgeleid was door Duitschland en dat zij hem samen met de verbondenen wilden doorvoeren uit al hunne macht. De bijtreding van Amerika wordt bij al de bondgenooten met overgroote vreugde onthaald; en dat is hoogst noodig, want de duikbootenoorlog woedt geweldig; het Fransch-Engelsch offensief, zoo zegepralend begonnen, is stopgezet voor de Hinderburglijn, die, zoo men zegt, bestaat uit een dichtgesloten stekkersdraad lijn van 380 kilometers lang op 600 meters breedte of diepte; en eindelijk er is omwenteling in Rusland; de Czar is afgezet, volk en soldaten liggen in twist en velen willen er een afgescheiden vrede maken. Einde April spijts de bijtreding van Amerika, China, Brazilië, Guatemala enz., staan de zaken der bondgenooten niet al te goed, maar de Engelschen, met de taaiheid van eenen doghond, houden wat zij hebben en met een nooit genoeg te bewonderen geduld, schieten en buischen maar altijd voort en veroorzaken de Duitschers overgroote verliezen, terwijl zij ondertusschen opvolgentlijk al de Duitsche plannen uiteen slaan. Iets dat aardig is, dat is dat de minister van Oostenrijk en Duitschland, alsook de Engelsche minister Bonar Law in deze laatste dagen verklaard hebben, dat de oorlog op zijne laatste voeten loopt en dat de vrede in 't korte zal geteekend zijn. Hoe zulks zou kunnen gebeuren kan ik niet peinzen. De Duitschers immers verklaren dat de oorlog geheel in 't korte gaat eindigen door eene volledige overwinning hunner legers; en de bondgenooten van hunnen kant zeggen dat zij volstrekt zeker zijn van te winnen en dat zij maar willen vrede maken als de Duitschers totaal verpletterd is. Welnu, Duitschers en bondgenooten schijnen alle twee om ter sterkst. Hoe rijmt men dat al te gaar? In den nacht van 24 tot 25 April rond 2 ½ ure 's morgens lieten de Duitschers met schoonen Noord-Oostenwind hunne stikgassen verraderlijk los over Veurne Ambacht. Fransche soldaten zeggen dat zij in hunnen secteur van Nieuwpoort onder dooden, | |
[pagina 217]
| |
zieken, gekwetsten en krijgsgevangenen, daardoor rond de 1500 mannen verloren hebben. Bijna alle hennen, honden, katten en verkens en zelfs koeien en peerden, waar de stikgassen meest gegrepen hebben, zijn ziek geweest of zijn dood gegaan. De landvruchten zelve zooals tarwe, haver, rogge, klaver en allerlei groensels, die aan de stikgassen bijzonder blootgesteld werden, zijn verschoeperd, of ten minste ros geworden. 't Is de eerste keer, dat de Duitschers al den kant van Nieuwpoort met hunne stikgassen werken en de uitwerksels zijn verschrikkend geweest. In de voorenste loopgrachten en in de kelders van Nieuwpoort lagen er 's morgens eene menigte soldaten dood, versmacht en vergeven. De gazetten natuurlijk zwijgen daarover lijk vermoord en het is verboden er van te spreken in de brieven. De uitwerksels van die vergiftige gassen, hebben zich doen gevoelen tot in Veurne waar een zeker getal personen onpasselijk geworden zijn en waar sommige dieren, zooals hennen, er van gestorven zijn; alsook tot in Alveringhem, tot in Leysele en zelfs tot in Watou en voorenaan in 't Fransche, waar hier en daar menschen en dieren er van onpasselijk geworden zijn. Rond 20 April is Mr Dewulf met Louis Deschieter en Cyrille Pecceu op zekeren nacht naar Nieuwpoort getrokken om er in drie verschillige plaatsen geld en weerdijen uit te halen, onder andere bij Ch. 't Jaeckx-Verhaeghe. Op de drie plaatsen waren de nesten geroofd en alle geld verdwenen. Het zicht van de verwoesting van Nieuwpoort had zulkdanigen droeven indruk gemaakt op Louis Deschietere, dat hij er verschillige dagen onpasselijk van gebleven is. De Paaschtijd is flauwtjes gevierd geweest in de Panne door de burgers, maar nog flauwer door de soldaten. In sommige regimenten is er maar één soldaat op tien meer, die zijn Paschen gehouden heeft. In de beste regimenten nauwelijks één op vijf. Waar gaan wij naartoe en wat zal er van ons katholiek Vlaanderen geworden zijn na den oorlog? | |
[pagina 218]
| |
Mei.Dit jaar is Mei de schoone Mei niet, de maand van 't jeugdig groen en van de bloemen. Neen; 't blijft koud; nievers is er eenig groen te zien en de bloemen staan daar naakt en bladerloos alsof wij nog in 't putje van den winter waren. Het zal alleszins een late uitkomen zijn en alles zal verachterd zijn. En nochtans indien wij ooit een vroegen uitkomen en een vroegen oogst noodig hadden, het is wel nu, nu dat er van alles begint te kort te zijn en dat alles langs om raarder en duurder wordt. De aardappelen, onder andere, zijn kwaadkrijgens. Gelukkig dat men nog boonen en rijst vindt om ze te vervangen. 't Is waar men ziet reeds nieuwe aardappelen te koop gesteld; maar deze kosten 1.60 fr. den kilo. Uit alle voorzichtigheid wordt er van hooger hand bevolen dat alle inwoners van de Panne zich moeten voorzien van maskers tegen de stikgassen. Zulke maskers of cagoelen, zoo ze dat noemen, zijn te verkrijgen in den ‘Repos Ste-Elisabeth’ Ieder maal men een uitstapjen doet is men verplicht dat masker mede te nemen; zoo niet, vijf frank boet en nog andere straffen, ten minste op sommige plaatsen niet ver van 't front. Op Woensdag, 9 Mei begon in de parochiale kerk alhier een triduum van sermoenen over de zuiverheid. Om zes ure 's avonds klein vlaamsch sermoen over de zuiverheid, door den E.H. aalmoesnier Vandenheuvel. Daarna kort lof, en dan groot fransch sermoen, sur la chasteté par le R.P. Hénusse S.J. Aumonier. P. Hénusse had ongehoorden bijval en de kerk was telkens te klein. Die sermoenen waren uitsluitelijk voor de manspersonen; en burgers en soldaten hebben waarlijk gewedijverd om ze bij te wonen. Mochten zij wel goed te wege brengen! 't Is zoo noodig! Mei bracht ons dit jaar een groot gevoelen van terneerdrukking. Het schitterend Fransch-Engelsch offensief werd stopgezet, juist daar, waar Hindenburg, na zijnen vrijwilligen achteruittocht, het aangewezen had; en Rusland is sedert zijne omwenteling als | |
[pagina 219]
| |
een groot zottekot geworden. Men ziet noch kop noch steert aan dat onmetelijk land en elk trekt en pakt al nen kant. Het werkvolk eischt acht-urenwerk met 2000 fr. loon te maande en gelijke verdeeling der gronden. Jongens van 18 jaar, lijk zekere Anatole Lamanoff te Cronstadt spelen er baas en meester over provinciën; en zijn broeder Pieter Lamanoff, een jong officierke van 't Russisch leger, is daar nu opperbevelhebber van al de soldaten en zeelieden van Cronstadt. Rusland gelijkt aan eene school waar de onderwijzer in den kelder gesloten zit en waar de jongens meester zijn. De Russen zijn den oorlog moede en willen met alle geweld vrede maken, kost wat kost. En zeggen dat het die ongelukkige Russen zijn die ons in den oorlog getrokken hebben en die ons nu in den steek laten! Invloedrijke mannen van Vrankrijk, van Engeland, van Amerika trekken naar Petrograd om de Russische gaaien tegen te houden in hunne dwaasheden en ze te bewilligen den oorlog voort te zetten. Hadden de Russen dit jaar hunne steke gestaan, wij zouden er waarschijnlijk geweest zijn, en Duitschland zou moeten duim leggen hebben. Maar nu dat ten gevolge der omwenteling het vechten stil gevallen is op het Russisch front, hebben de Duitschers zeere hunne legers uit Rusland naar Vrankrijk gezonden om er het Fransch-Engelsch geweld te kunnen stille leggen. Die Russische omwenteling is ten minste een jaar verlang voor den oorlog; en moet Rusland nu alleen vrede maken, dat kan het mislukken van geheel den oorlog voor gevolg hebben voor ons. De Engelschmans nogthans, met de taaiheid en de hardnekkigheid van een doghond, vechten maar hemelstorme voort, alsof alles om ter best ging al Rusland. Waarlijk wonderbare oorlogsmannen. Van eenen anderen kant onze nieuwe bondgenoot Amerika begint schepen en volk te zenden. Amerika belooft ons 200.000 mannen voor dit jaar; 500.000 mannen voor de lente van 1918 en dan millioenen en millioenen voor de volgende jaren. Menschelijk gesproken Duitschland kan het op den duur niet uithouden tegen de verbondenen; maar zal ons volk, zal ons leger, zal het Fransche volk het zoo lang kunnen uithouden? | |
[pagina 220]
| |
Het is in alle geval zeker dat de oorlog schrikkelijk begint te wegen en dat men ten allen kante snakt naar het einde, bijzonderlijk, zegt men, in Vrankrijk. Rond het einde van Mei werd er op zekeren nacht ingebroken in de Sacristie van St-Idesbaldus Kapelle. Het brandkofferke werd medegenomen met twee zilveren ciboriën die er in waren en een klein zilveren vatje met H. Olie. Eene der ciboriën bevatte eene groote H. Hostie en de andere rond de 300 kleine H. Hostiën. 's Anderdaags werd het brandkofferken ontdekt in de duinen; kort daarna kreeg men de twee ciboriën en het klein H. Olievaasje weder; maar van de H. Hostiën heeft men er tot nu toe maar vijf wedergevonden. Al de andere zijn verdwenen. Die heiligschendende diefstal heeft natuurlijk nog al wat opschudding verwekt rond St-Idesbald en elk wenscht dat de dieven zouden ontdekt worden; maar dat zal waarschijnlijk moeite kosten. Einde Mei kwam hier ook het gerucht dat Mr Delaere, gewezen onderpastoor van Nieuwpoort en thans pastor te Leffinghe, aldaar subiet gestorven was rond het einde van Maart 1917. Reeds in het begin van 1915 had hier het gerucht van zijne dood geloopen, maar welhaast werd dat gerucht gelogenstraft. Dezen keer nogtans, ongelukkiglijk, schijnt het gegrond te zijn. | |
Juni.Op zekeren dag, begin Juni, rond drie ure 's morgens, deden de Engelschen de hoogten van Meesen en Wytschaete in de lucht vliegen. Terzelfder tijde werden die omwoelde hoogten door duizende kanonnen vreeselijk beschoten; en daarna door 't Engelsch voetvolk bestormd. Tegen 10 ure 's morgens waren de Engelschen meester van Meessen en omstreken. In den namiddag, na moorddadige gevechten, veroverden zij ook Wytschaete en omliggende. Rond de 30.000 Duitschers werden gedoodigd of buiten gevecht gesteld; 7200 mannen werden | |
[pagina 221]
| |
krijgsgevangen genomen; eene menigte kanonnen, schietmachienen en allerlei oorlogstuig viel in de handen der Engelschen. Zij drongen door tot tegen de vaart van Yper naar Comen en tot op eenige minuten afstand van Waesten. Er was weerom algemeene vreugde onder de Belgen en men verwachtte weer het beste. Men zei dat zij nu gingen doordringen tot Kortrijk, om van daar al den eenen kant het Noorder departement te omsingelen en de Duitschers te verplichten Ryssel, Tourcougne en Robaais te ontruimen en van den anderen kant de Leye te volgen tot Gent en Antwerpen om de Vlaanders te omsingelen en alzoo daar de Duitschers te verplichten de kust en de Vlaanders te verlaten. De Nieuwpoortnaars waren er weerom boven op en spraken reeds van naar huis te gaan; maar de dagen gingen voorbij; wij gerochten op het einde der maand en de zaken bleven lijk zij waren. In plaats van vooruit te gaan, de Engelschen hadden moeite om aan de tegenaanvallen der Duitschers te wederstaan en om te houden wat zij genomen hadden. Eens te meer, eene teleurstelling voor het lichtgeloovige volk. Op Donderdag 14 Juni, daags voor H. Hertedag, 's morgens rond 6 ½ ure binst dat hij biecht hoorde in 't kapelleke van St-Idesbald, werd de E.H. Vandeputte onderpastor, getroffen door een lichte geraaktheid. Op den slag kon hij omtrent niet meer spreken; en de rechterkant van zijn lichaam was min of meer lamachtig. De doctor gebood hem aanstonds acht dagen ruste te bedde; en na acht dagen was Mr Vandeputte omtrent hersteld, buiten dat zijne oogen nog niet wel mede wilden, dat zij nog wat troebel waren en dat hij er twee voor één zag. De doctor hoopt dat het misschien nog wel zal voorbij gaan; zoo niet zal hij eene heelkundige operatie moeten ondergaan. Laat ons hopen dat alles in 't beste zal keeren en dat er hem van dit treurig voorval niets zal overblijven. Rond half Juni hebben de Franschen den secteur van Nieuwpoort verlaten en zijn er vervangen door de Engelschen. Onmiddellijk bemerkte men meer bedrijvigheid al dien kant. Soldaten, peerden, autobussen, kanons en munitie komen maar altijd voort | |
[pagina 222]
| |
helder op. De Engelschen zeggen dat zij absoluut tegen half oogst Zeebrugge moeten hebben. Het mag hun kosten wat het wil, zeggen zij, ze moeten het hebben; hunne eer en hun bestaan hangen er van af, zeggen zij. Ondertusschen blijft de Duitscher niet stil en schiet maar altijd schieten op Oostduinkerke, op Coxyde, op St-Idesblad, op Veurne, op Adinkerke, enz. Op Woensdag 27 Juni zond hij rond de 60 obussen van 305 op Duinkerke. Het groot kanon dat aldus weerom Duinkerke beschiet ligt volgens de eenen in het Vrijbosch bij Clercken, en volgens de anderen in een bosch tusschen Keiem en Leke. ‘The Times’ van 27 Juni zegt: Nous sommes engagés dans une longue guerre dont la fin n'est pas en vue. Wat zullen de fraaie menschen daarvan zeggen die spijts alles altijd voort houden staan dat de oorlog binnen eene maand of twee zal gedaan zijn! In den loop der maand Juni werd de fransche senator Jonnart naar Griekenland gezonden als gevolmachtigde der Verbondenen om daar effening van zaken te maken. Hij ging er met vuile voeten door. In een twee drie zonder veel gedruisch of beslag, werd koning Constantijn afgezet en naar Zwitserland gezonden; zijn tweede zoon, Alexander, volgde hem op; Venizelos werd weerom eerste minister; al de Duitschgezinde staats- en legerhoofden werden rekening gevraagd over hun doen en laten, afgezet, verbannen of in 't gevang geworpen. De oude Kamers van 1915 werden bijeen geroepen, het leger heringericht en de diplomatische betrekkingen afgebroken met Duitschland en zijne aanhangers. Alles is er ineens als bij tooverslag veranderd en Mr Jonnart haalt eer van zijn werk. Men verhoopt nu nog in 't korte de oorlogsverklaring van Griekenland aan onze vijanden. | |
[pagina 223]
| |
Julius.Op 1 Juli, geheel op het onverwachts, hernamen de Russen het gevecht en dreven de Duitschers achteruit. Zij namen op 1 Juli 10.000 krijgsgevangenen en 's anderdaags nog 8 duizend. Het werd tijd dat zij roerden want de Franschen zien sedert eenigen tijd vreeselijk af in Champagne. Het heringrijpen van de Russen verblijdt iedereen, maar verwekt toch den geestdrift niet meer van voordezen. De menschen gevoelen maar al te wel dat zulks ons gaat deugd doen maar toch over den oorlog niet zal beslissen. Op Dinsdag 10 Juli hebben de Duitschers al met eens met vroed geweld de Engelschen in den secteur van Nieuwpoort aangevallen. Van 's morgens vroeg tot na den noen was het een vreeselijk trommelvuur van de Duitsche kanonnen. Het was zonder eene halve seconde onderbreking schieten en buisschen, rommelen en ontploffen ten allen kante. Oostduinkerke, Coxyde en Wulpen hebben er schrikkelijk van gekregen en zijn onbewoonbaar geworden. Het volk had er bevel gekregen van de gemeente te verlaten tegen 15 dezer en was daarom hevig verbitterd en klapte van tegenstand te bieden. Maar sedert de beschieting van gister zijn de gedachten teenemaal veranderd en elk vlucht weg al nen kant. Gister namiddag hebben de Duitschers voort geschoten op Oostduinkerke, op Coxyde, Wulpen en ook op Veurne, Adinkerke en dieper weg. Veurne heeft nog al schade geleden en telt rond de twintig dooden. De avond en de nacht hebben het kanon niet tot zwijgen kunnen brengen. Het geschot heeft geheel den nacht geduurd tot rond vier ure van den morgen om vandage te hernemen, maar toch met min geweld. In geheel die streek is verleden nacht schier niemand te bed geweest; en dezen morgen kwam de treurige stoet der schamele vluchtelingen, met pakken en zakken beladen, naar de Panne afgezakt op zoek naar een nieuw verblijf. Verlatene oude menschen en kinders neemt men in menigte op in den Repos Ste-Elisabeth en de andere stuurt men naar het midden en het zuiden van Vrankrijk. | |
[pagina 224]
| |
De Panne is tot nu toe gespaard, God lof; maar wie weet hoe lang het nog zal duren. Er is nu wat klaarte gekomen in geheel die zaak. Dat geweldig Duitsch trommelvuur dat 24 uren lang duurde was de bereiding van een aanval op den secteur van Nieuwpoort. Al de loopgrachten en versterkingen en verbergplaatsen van den Engelschen secteur over Nieuwpoort waren letterlijk vernield en in gruis geschoten. Daarbij waren al de bruggen door 't geschot uit een geslegen. Ook als de Duitschers na 24 uren schieten, ten aanval opstormden, kwamen zij op eene breedte van 1300 meters vooruit tot aan den Chenal; 't is te zeggen op eene middelmatige diepte van 600 meters en namen al de Engelschen, die in den secteur waren, krijgsgevangen, uitgenomen een zeker getal goede zwemmers die zich in den Yser wierpen en de rivier overzwommen. Men zegt dat de Engelschen daar rond de 3000 mannen verloren. 't Is grootelijks jammer en het maakt een buitengewoon treurigen indruk op het volk. Die vooruitgang der Duitschers is zoo veel te spijtiger dat zij, volgens men zegt, de sluizen stuk geschoten hebben, dat men nu geen meester is van het water en dat men maar moeilijk alles kan herstellen omdat de Duitschers nu te dichte zitten van de sassen. Meer en meer komt er nieuws over de beschieting der streek. 't Schijnt dat het waarlijk iets ongehoords geweest is en dat de bevolking er van vergruwd geweest is. De gazetten zeggen dat die beschieting alle andere in geweld te boven ging. Vandage, Zondag 15 Juli, heeft de krijgsoverheid de bevolking van twintig gemeenten doen wegvoeren. Om 4 ½ van den morgen moesten al de inwoners van Coxyde, Oostduinkerke, Wulpen enz. op hunne dorpsplaats zijn om van daar per autobus naar de statie van Veurne vervoerd te worden voor den trein van 7 ure. Ieder reiziger mocht een pakje van 30 kilos medenemen, maar niet meer. Zij gingen gratis vervoerd worden naar midden Vrankrijk, waarschijnlijk naar de Sarthe die, zoo het schijnt, eene landbouwstreek is. Toelating om te blijven werd verleend aan de gemeenteraads- | |
[pagina 225]
| |
leden, de politiebedienden, den pastor, de staatsbedienden, dezen die met den bevoorradingsdienst belast waren, alsook aan al degenen die vrochten voor 't leger en eindelijk aan al degene die minstens eene hectare grond beboerden. Die uitdrijving van de bevolking en de achteruitgang der Engelschen van wien het volk verwacht had dat zij in korten tijd Oostende en Zeebrugge zouden innemen heeft een algemeen gevoelen van droefheid en moedeloosheid verspreid. Dat heeft daarbij hier op de Panne angst en misnoegen verwekt. Immers het gerucht heeft geheel de week geloopen dat de Panne ook zou moeten vertrekken. Maar gelukkiglijk vandaag in den voormiddag is bij gouverneur-generaal Andringa, het nieuws toegekomen dat het groot kwartier-generaal toestemde dat de Panne voort bewoond bleef. Dat nieuws werd met algemeene vreugde onthaald. Immers had men de Panne moeten ontruimen het zou hare talrijke inwoners (3000 Pannenaars en rond de 7000 vluchtelingen) de weg van het onbekende geweest zijn in het diepe Vrankrijk en voor vele handelaars een onschatbaar verlies. Met het wegvoeren der bevolking van Coxyde en Oostduinkerke zijn nogmaals eene menigte van Nieuwpoortnaars naar het Fransche vertrokken. Dit getal zou nog grooter geweest zijn had men op den laatsten oogenblik geen onbepaalden uitstel verleend aan de bevolking van St-Idesbald. Deze mogen blijven tot verder orders; en daar dit gehucht bijzonderlijk door Nieuwpoortnaars bewoond is; zoo komt het dat er nog al eenige Nieuwpoortsche familiën rond de Panne blijven wonen. Daar er omtrent geen kinders meer zijn in de streek, zoo hebben de Arme Claren hunne school gesloten en zijn van gedacht te gaan werken in de naaierij van het leger. Op Maandag 16 Juli werd aangeplakt dat de inwoners van St-Idesbald, Forthem, Reninghe, Pollinchove, Stavele en Crombeke op hunne beurt het land moesten verlaten op Dinsdag 17 Juli. De Panne, Veurne en Adinkerke mogen nog blijven; maar de krijgsgouverneur generaal Andringa heeft doen aanplakken dat hij het als een strenge plicht aanziet ten dringenste de | |
[pagina 226]
| |
burgerlijke bevolking op te wekken het land te verlaten; en dat hij de huisvaders smeekt op hunne verantwoordelijkheid te peizen ten opzichte van hunne vrouw en kinders en indachtig te zijn welke bittere wroeging zij zich bereiden indien zij, om hier een handsvol geld te winnen, de schuld zijn van de dood of van de verminking van hunne vrouw of kinders. Eerst scheen men de vermaningen en smeekingen van generaal Andringa in den wind te willen slaan, maar het gerucht begon te loopen dat de koninklijke familie de Panne verlaat, dat de Belgische administratiën er van onder trekken, dat het hospitaal de Oceaan en de militaire baden aan de Engelschen overgeleverd worden en eindelijk dat het Belgisch leger de Panne verlaat om door het Engelsch leger vervangen te worden; en zoo seffens zijn er hier eene menigte die vertrekken of die zich bereiden om in de eerste dagen te vertrekken. De Panne krijgt het treurig uitzicht van eene vluchtende stad die de grootste rampen verwachtende is. Daarbij het kanon is schier dag en nacht aan het woord en soms wel op eene vervaarlijke wijze, en eindelijk de Engelschmans die gekomen zijn om Oostende en Zeebrugge in te nemen, beginnen met zich teenemaal achteruit te laten slaan, eerst tusschen Lombardzijde en den chenal en dan tusschen St-Jooris en Nieuwpoort. Dat al verwekt hier ongehoorden angst en gejaagdheid onder de bevolking en meer en meer, alhoewel met de rouw in 't hert, maakt men het voornemen de Panne te verlaten voor Vrankrijk waar men helaas zoo bitter slecht gekomen is, zoo 't schijnt. Alhoewel hier alle besturen verdwijnen, de Repos Ste-Elisabeth moet toch blijven. 't Is zooveel als een groot deel van die arme dutsen tot eene onvermijdelijke dood veroordeelen. Einde Juli verlaat het Belgisch leger de Panne. Men verwacht in de eerste dagen het Engelsch leger en met het Engelsch leger ook de Duitsche marmieten. Dat maakt dat de Engelschen hier maar geheel magertjes gekomen zijn. Zij worden aanzien als ongeluksvogels. | |
[pagina 227]
| |
Oogst.De Engelschen hebben met veel gedruisch en onder het spelen van aardig muzelmuziek hunne plechtige intrede gedaan in de Panne. Schoone knappe soldaten doorgaans die Engelschmans; veel flinker dan onze jassen. Mannen, peerden, wapens, kanonnen, wagens, autocars, harnasseering enz. alles is om ter deftigst en om ter volmaaktst uitgerust. De Tommies zien er gemakkelijke en vriendelijke jongens uit die geern lachen. Zij zijn veel fatsoenlijker en stiller dan onze Belgische schruwelaars. Zij eerbiedigen alle vrouwen die eenigszins schijnen te willen geëerbiedigd zijn. Het doet ons waarlijk aardig alzoo niet meer geheele dagen te hooren sakkeren en dommen, lijk ten tijde van onze Belgische leeuwen. Tommy is eeuwig liefhebber van taartjes, chocolade en fijne sneukeling. Hij is ook groote liefhebber van een stil pintje. 't Is te zeggen dat hij er vele drinkt, maar stillekens weg, zonder gedruisch. En als hij een heelen avond sprakeloos, veel lekkere pintjes ingegoten heeft dan staat Tommy recht met een zaligen glimlach op het wezen, met nen draaienden kop, met slappe beenen, maar zonder gedruisch. Tommy heeft niets van den brullenden Vlaamschen leeuw. Hier in de Panne is Tommy nog al geern gezien omdat hij alles eerbiedigt en veel verteer doet. Maar verder op in de duinen en op den buiten zou men hem naar alle weerlichten wenschen omdat hij naar niets ziet of kijkt, eigendommen en vruchten beschadigt zonder noodzakelijkheid; en zonder vragen of koopen al pakt wat hem aanstaat. Het duinevolk had veel liever de Franschen dan de Engelschen; en ze verlangen om de Franschen weder te hebben. Ze vinden dat de Franschen doorgaans vriendelijker, beleefder, hertelijker, bedienstiger en milder waren. De Engelschen hebben hier een ongehoord groot en talrijk monster-oorlogsmateriaal aangebracht; en er wordt soms geschoten dat hooren en zien vergaat. Oogst is ten anderen eene geweldige maand en dikwijls maar meest bij nacht krijgen wij | |
[pagina 228]
| |
het bezoek der Duitsche vliegmachienen; maar het Engelsch offensief tegen Oostende en Zeebrugge dat men in den loop van Juli verwachtte blijft aanslepen; men krijgt den indruk dat het met lang vuur gaat afgaan; en er wordt stillekens verteld dat 't offensief, waar men zooveel van verwachtte, uitgesteld is tot verder orders. Men heeft onverwachts wat geweld gebruikt en wat vooruit gegaan al de kanten van Langemarck, St-Juliaan en Zonnebeke; maar dat is, spijts al het gebof der nieuwsbladeren ook seffens stille gevallen; en nu beginnen de slimste overtuigd te zijn dat het vreeselijk offensief der Engelschen dat den Duitschen westervleugel zou inbeuken en vergruizen ten einde is en op eenen sisser uitloopt. 't Is nu weerom uitgesteld tot te naaste jaren en dan, zeggen de welweters, zal men alles verslaan met de hulp der Amerikanen. Met de verjaring van den Gulden Sporenslag werd een lange brief gezonden tot den koning om de klachten der Vlamingen uiteen te doen en recht te vragen. ‘Koning,’ zoo stond er daar, onder ander, te lezen, ‘men bereidt een offensief; veel bloed zal vloeien en het zal omtrent al Vlaamsch bloed zijn. Wij willen ons bloed geven, maar wij eischen ons recht. Wij zijn moede van veracht, versmaad, miskend te zijn omdat wij Vlamingen zijn. In het leger zijn al de voordeelen, al de aangename postjes voor de Walen. Wij, Vlamingen, wij zijn maar goed om zakskensvulders te zijn; en alswanneer wij afgebeuld zijn dan krijgen wij nog van onze officieren een hoop grove geleedigingen naar het hoofd, Die geen Vlaamsch kent kan generaal worden, maar die geen Fransch kent kan geen korporaal worden. Wij hebben ons door Vlaamsche vakscholen, binst den oorlog willen hooger opwerken en ontwikkelen; maar men heeft dat verboden; men heeft die scholen afgeschaft; men wil niet dat wij trachten ons lot te verbeteren, met wil dat wij minderachtig blijven en onbekwaam zijn van achter den oorlog anders dan hongerloonen te verdienen. Wij verklaren rechtuit, wij hebben geen betrouwen meer in onze officieren. Op u alleen, o koning, is al onze hoop gevestigd; van u alleen verwachten wij recht!’ | |
[pagina 229]
| |
Dit schrijven bracht de hooge sferen in opschudding, en die opschudding deelde zich welhaast mede aan de mindere officieren en aan de soldaten. Wie was de vermetele die aldus een oproep had durven doen tot den koning? Wie was de roekelooze die aldus de grieven der Vlamingen had durven voor oogen leggen aan 's lands hoogere overheid? Er werd gezocht en herzocht; en de zondebok die boeten moest was een jeugdig aalmoesnier, priester geworden binst den oorlog, seminarist van Luik, de E.H. Paul Vandermeulen, zoon van den overleden geneesheer Vandermeulen van Bree in Limburg en voorzitter van de studentengilde van Limburg. Hij werd gestraft, afgezet als aalmoesnier, brancardier gemaakt van een strafbataillon (bataillon de discipline) in een eiland (Cézembre) op de kusten van Vrankrijk. Die straf werd publiek kenbaar gemaakt aan 't leger en gevolgd van een decreet allerlei rechten toekennende en allerlei beloften doende aan de Vlaamsche soldaten. De krijgsoverheid meende alzoo alles plat te slaan met het geweld en met de brutale macht. De soldaten buigen daar natuurlijk voor, uitwendig, maar niet inwendig. De krijgsoverheid schijnt te vergeten dat alswanneer er ievers gelijk op welk gebied eene langdurige en geweldige beweging bestaat er daar noodzakelijk eene reden moet voor zijn, en als men die beweging wil doen ophouden, dat er niets eenvoudiger is dan de reden weg te nemen, te weten, in het tegenwoordig geval, het rechtzinnig wegnemen van de Vlaamsche grieven. Maar neen men heeft dat op zijn militairsch willen afhandelen; men heeft met geweld geslegen; en 't gevolg is geweest eene aanvuring van 't Vlaamsch gevoelen in 't leger. Paul Vandermeulen is aanzien geweest als slachtoffer der Vlaamsche beweging; duizende soldaten hebben geroepen hetgeen er op veel plaatsen op de muren aangeplakt stond, te weten: Leve Vandermeulen, leve onze martelaar! En met den bots neemt Vandermeulen alzoo plaats in de rangen van deze die geleden hebben voor hunne moedertaal; en wie weet of hij later geen standbeeld krijgt. Het schijnt dat de Vlaamsche bewe- | |
[pagina 230]
| |
ging erg geweldig is in 't leger en dat men na den oorlog met de Vlaamsche soldaten zal moeten afrekenen. Andere aalmoesniers zijn, ter dezer gelegenheid, min of meer gestraft geweest en wij moeten hier verklaren dat het korps der aalmoesniers sedert zij door XXe Siècle openbaar aangerand werden, veel verbeterd is. Zij behertigen meer de geestelijke belangen hunner jongens; zij zijn in 't algemeen meer priester en min officier geworden; en zekere krijgsoverheden die weinig den godsdienst genegen zijn, beschuldigen ze nu van te opdringerig te zijn en van te veel godsdienstige propaganda te maken. Men beschuldigt ze bijzonderlijk van te Vlaamschgezind te zijn. Men ziet eens te meer dat het moeilijk is iedereen te voldoen. Maar voor alle weldenkende lieden zijn zij duizendmaal beter alzoo dan zij te voren waren. Terwijl het gemeen volk en de overdrevene optimisten nog altijd op het fameus Engelsch offensief rekenen en alle dage de inneming van Oostende en Zeebrugge verwachten, zien deze die wat op de hoogte der zaak zijn dat geheel dat offensief var de brugge in het water gevallen is en dat wij hier in 't kleine eene nieuwe uitgaaf hebben van de zaak der Dardanellen. Maar men mag het nog nooit te luide zeggen of men wordt leelijk beblekt en uitgegeven voor zwartkijker, voor slechte vaderlander, voor verspreider van ontmoedigende maren, voor aanhanger der Duitschers, enz. - Het is waarlijk ongelooflijk hoe sommige menschen, geheel verstandig ten anderen, letterlijk verblind er verstompt zijn door een onverklaar- en onverstaanbaar optimisme. | |
[pagina 231]
| |
rijken sector van Lombardzijde laten afnemen en de Duitschers laten komen tot op de boorden van het chenal. Zij hebben nutteloos vele dorpen en gehuchten verwoest over den Yser; zij hebben de bevolking van een groot deel van Westvlaanderen doen wegvoeren, tot aan den weg van Brugge naar Kortrijk, zeggen de Hollandsche bladen. Zij hebben alzoo een groot deel van Vlaanderen geruineerd en voorzeker veel bloed en tranen doen vloeien. Al dezen kant van den Yser hebben zij 23 gemeenten doen ontvoeren naar Vrankrijk, onzeglijk veel geld doen verliezen aan de menschen van de streke; geheel vrij gebleven België doen besmijten met bommen en obussen en er het leven, overal, zoo niet teenemaal onmogelijk, toch uiterst gevaarlijk gemaakt. Hier in de Panne ook is de toestand ten gevolge van de komst der Engelschen uitnemende verslecht. Nauwelijks waren zij hier of wij kregen alle oogenblik het bezoek der Duitsche vliegers. Tot September nogtans hadden zij de Panne nog nooit beschoten met hunne kanonnen alhoewel zij dikwijls de Duinen van Coxyde, de Zee-Panne, St-Idesbald en zelfs den weg van St-Idesbald naar de Panne beschoten hadden. Maar op 1 September, eenige minuten na den middag viel onverwachts een obus op de magazijnen van het hospitaal van den Oceaan, met het ongelukkig gevolg dat twee bedienden van het magazijn gedoodigd werden en dat er vier andere gekwetst waren. Dat wierp een overgroot verschot op gansch de Panne; het hospitaal van den Oceaan werd seffens ontruimd en menige burger trok naar Vrankrijk, of Zuidewaarder in vrij Vlaanderen. Korts daarop in den nacht van Dinsdag 4 September tot Woensdag 5 September, werd de Panne vreeselijk gebombardeerd door vliegtuigen. Er was veel schade en verschillende dooden en gekwetsten. 's Anderdaags vertrokken nogmaals een zeker getal verschrikte familiën naar Vrankrijk. Op Maandag 10 September, omtrent een uur voor zonnenondergang, kwamen korts achter malkander een tiental obussen afgeschuifeld en vielen in reke, telkens een vijftigtal meters verder van aan 't hotel Terlinck tot aan de villa waar de Koninklijke | |
[pagina 232]
| |
familie voordezen verbleef. Een wonder mag het heeten dat die beschieting weinig schade en geen ongelukken van menschen veroorzaakte; maar zij vermeerderde geweldig den schrik der inwoners die dan ook altijd talrijker er van door trokken. Onverbeterlijke, en men mag zeggen uitzinnige optimisten hielden nog staan dat het al niets was; dat de obus op het hospitaal daar niet expres gezonden was, dat het een misschoten obus was die bestemd was voor St Idesbald en te ver gevlogen was. Het bombardement met vliegtuigen was ook geheel bij geval gebeurd, dat was voor Duinkerke bestemd, maar de vliegers waren verblind door de zoeklichten, wisten niet meer waar zij waren en lieten hunne bommen vallen om zich te ontlasten en te vluchten; en 't ongeluk wilde dat zij op de Panne vielen. En eindelijk, wat de beschieting met obussen betreft, men liet verstaan met een zekeren kleenen oogslag en zekeren schijn van groote kennis dat het afgeschoten was door de Engelschen om de bevolking schrik aan te jagen en alzoo te meer plaats te hebben in de villas. Maar in den nacht van Maandag 17 tot Dinsdag 18 September werden er van 11 ure 's avonds tot 5 ure 's morgens alle ure twee obussen afgezonden die in den stillen donkeren nacht met een vereend geschuifel door de lucht floten en met een helsch gedruisch openklakten. Wat er van angst en schrik en gruw, dien nacht in de Panne geleden geweest is, is onzeglijk. Ook zijn er onmiddellijk rond de 150 huisgezinnen hunne papieren gaan vragen om naar 't vreemde te gaan en veel andere maken gereedschepe om bij 't minste nieuw gevaar er ook van onder te trekken. Tot nu toe doet men het gesticht ‘de Repos’ hier blijven spijts de groote gevaren en wij blijven er ook om zijnentwil. Waren wij niet min of meer aan den Repos vast, wij zaten reeds in Vrankrijk Om de wille van de altijd groeiende gevaren hebben de Nieuwpoortnaars van St. Idesbald ook besloten de streke te verlaten. De Arme Claren met hunne kinders zijn op Woensdag 5 Sept. vertrokken naar de schoolkolonie van Cayeux in de Somme. Zij gaan daar zorgen voor rond de 200 knechtjes. Twee van hen gaan | |
[pagina 233]
| |
lesse geven aan de kleinste en de andere zorgen voor eten, slapen, wasschen, naaien, enz. In dezelfde colonie zorgen de zusters van Lombardzijde en Pervyse voor omtrent 300 meisjes. Tot nu toe was M. de pastor van Lombardzijde daar aalmoesnier, maar hij gaat zich nu bijzonderlijk bezig houden met de 900 Belgische vluchtelingen van Cayeux; en M. Dewulf wordt aalmoesnier van de schoolcolonie van Cayeux. De heeren Gilles, Pecceu en Chieux (ond. Oostduinkerke) geven les in de schoolcolonie van Cayeux. M. Huyghebaert en eenige andere trekken er deze week ook naartoe. M. Vandeputte blijft op St-Idesbald zoo lang of dat zijne tegenwoordigheid er noodig of nuttig is. En zoo geraken de Nieuwpoortnaars altijd meer en meer verspreid in plaats van naar 't geliefde steedjen te mogen wederkeeren lijk men het zoolang gedroomd heeft. Ondertusschen (1 Oogst 1917) heeft Z.H. de Paus eenen oproep gedaan tot de oorlogsvoerende volkeren opdat zij malkander zouden trachten te verstaan om een einde te stellen aan die onmenschelijke slachting en te zelfder tijde eenige punten aangewezen waarop zij reeds zouden kunnen t'akkoord zijn. President Wilson heeft hulde gebracht aan de inzichten en de voorstellen van den Paus, maar verklaard dat het hem onmogelijk was vrede te maken met de tegenwoordige bestuurders van Duitschland, om de wille van hun bedrieglijk gedrag en hunne menigvuldige ongetrouwigheden aan het gegeven woord in 't verleden. Het Belgisch bestuur heeft den Paus bedankt voor de bezorgdheid welke hij toont voor België in zijnen brief en een langer antwoord beloofd voor later, Engeland in naam van Vrankrijk Italië en Rusland enz. heeft een kort antwoord gezonden zonder uitleg; en Duitschland in name zijner bondgenooten heeft een antwoord gezonden dat wel eenige toegevingen bevat, maar niet genoeg toestaat om ernstige vredesonderhandelingen te kunnen beginnen. Het Duitsche antwoord zwijgt over België en blijft te | |
[pagina 234]
| |
veel in algemeenhedenGa naar voetnoot1). Het woord blijft dus voort aan 't kanon; en voor den oogenblik het buldert geweldig al de kanten van IJper alwaar de Engelschen deze dagen eenen goeden kilometer vooruitgang gedaan hebben op eene lengte van 13 kilometers, te weten van aan Hollebeke al 't Hooge en de Polygonebosch, langs Zonnebeke plaats tot aan den Oostkant van Langemarck. Uit alle voorzichtigheid hebben wij het gered kerkegoed van Nieuwpoort dat tot nu toe op St Idesbaldus verbleef en dat M. Vandeputte niet noodig had voor den dienst der kapel, doen wegnemen en in zekerheid brengen. | |
October.De laatste dagen van September en de eerste dagen van October was het volle maan, met helder klare stille nachten. Ook hebben de Duitsche vliegers die omstandigheid weten te bate nemen om hun vreeslijk werk te verrichten. Omtrent tien dagen lang kwamen zij alle avonden afgeronkt al langs de zee. Opgezocht door de zoeklichten en onbermhertig beschoten trokken zij de Panne voorbij naar Bray-Dunes, naar Duinkerke, naar Câles en naar de gemeenten en cantonnementen van het binnenland waar zij hunne vreeslijke marmieten afgooiden. Achter eene eerste bende vliegers kwamen er andere die draaiden en keerden al over en al langs de Panne. Ronken en schieten duurden bijna gansch den nacht. Veel menschen zaten in hunne schuilholen en konden of durfden niet slapen. Nogtans, tot groote verwondering en tot groote vreugde van allen, wierd de Panne ditmaal niet besmeten. Die er meest van kregen waren Duinkerke, Cales en Londen waar er overal veel gekwetsten en dooden zijn en waar er overal | |
[pagina 235]
| |
groote schade veroorzaakt is. Londen werd vier nachten reke aangevallen. De koelbloedige Engelschman heeft nu gevonden dat het toch alle menschen te verre ging; hij is eindelijk uit zijn vel gesprongen en heeft vrake gevraagd. Lloyd George en andere hooggeplaatste mannen hebben wrake beloofd en gezeid dat men de Duitschers ging meten met de mate waarmede zij zelf maten en dat men in 't korte de hel bij hen ging dragen. Met al dat geweld dezer laatste tijden zijn er, volgens de verklaring der gemeenteoverheden, boven de twee duizend menschen die in de laatste vijf weken de Panne verlaten hebben. Daaronder nog al veel Nieuwpoortnaars. In Rusland gaat het van langs om slechter. Het wordt een warboel waar niemand wijs uit geraakt. Einde October vielen Oostenrijkers en Duitschers al met eens met ongehoord geweld de Italianen aan. Verrast, overmand en ingebeukt trokken de Italianen in wanorde achteruit, verloren in 3 dagen tijds 700 kanonnen, lieten boven de 100.000 mannen krijgsgevangen nemen en gingen zich in allerhaast gaan opstellen op de boorden van den Tagliamento met hoop er de vijanden tegen te houden, die ongelukkiglijk er zoo gauw waren als de Italianen zelf. Vrankrijk en Engeland zijn onmiddellijk ter hulp getrokken van Italië; maar die onverwachte en vreeselijke tegenslag laat niet van bij de verbondenen den pijnlijksten indruk te maken en het vertrouwen dat reeds aan 't zinken was in hooge mate te verminderen. Elk begint zich af te vragen: waar gaan wij naartoe en wat staat er ons te wachten? Sommige zijn van gedacht dat zulks misschien den vrede zal verhaasten; maar Lloyd George, eerste minister van Engeland, heeft onmiddellijk verklaard dat er geen spoor van vrede aan den gezichteinder te ontwaren is. Met de lente had men de dagen een uur vervroegd; nu met 1n Zondag van October heeft men de dagen weerom een uur verkort en de uurwerken op hunnen ouden tijd gebracht. Ziende dat geheel zijne zaak misviel in den sector van Nieuwpoort en dat er al Oostende en de zee niets te verwachten was, | |
[pagina 236]
| |
heeft de Engelschman in September en bijzonderlijk in October beginnen werken al de kanten van IJper en al 't zuiden der provincie. Ten prijze van ongehoorde offers hebben zij opvolgentlijk Bikschoote, Langemarck, Poelcapelle en Zonnebeke veroverd. De Franschen namen Merckem. Einde October liep onze lijn van tusschen Merckem en Woumen langs het zuiden van het Vrijbosch al het westen van Roozebeke tot dicht bij Passchendaele; van daar al den Keerslaarhoek naar den Droogenbroodhoek, oost van de Broodseinde, om van daar af te draaien tusschen Becelaere en het Noordeinde naar den Reutelhoek en van daar tusschen de Polygone en Gheluvelt langs Zandvoorde naar Hollebeke om daar in de oude lijn te vallen. | |
November.Met einde October en begin November hebben omtrent al de Engelsche soldaten de Panne verlaten om naar Italië te trekken waar het onbermhertig slecht gaat met onze bondgenooten. Met het begin van November hebben onze Belgische soldaten ook eens een offensief willen inzetten al Dixmuide. Maar het gerucht loopt dat zij van eene kale reis t'huis gekomen zijn en schrikkelijk veel volk verloren hebben zonder een voetje vooruit te gaan. Er wordt daarover van alles verteld; maar 't is schier onmogelijk de waarheid te achterhalen. Men spreekt van 1800 mannen nutteloos buiten gevecht gesteld. Arme Belgische jongens en bijzonderlijk arme Vlaamsche jongens! Men zegt immers dat 90 ten honderd der soldaten die in de loopgraven moeten kruipen, Vlamingen zijn. Na weken op weken stil gestaan te hebben voor Passchendaele zijn de Canadezen er eindelijk in gelukt dit dorp in te nemen in den voormiddag van 6 Nov. Het heeft hun veel bloed gekost, zooals zij het zelf bekennen. Met de komste der Engelschen hadden onze Belgische troepen de Panne moeten verlaten. Nu dat de Engelschen ten grooten | |
[pagina 237]
| |
deele naar Italië zijn, hebben de Belgen weerom hunnen intrek genomen in de Panne en zijn hier op Woensdag 7 Nov. met trompetten en muziek aan 't hoofd, toegekomen. Men moet bekennen dat zij van de Pannenaars niet al te wel gekomen zijn, om de wille dat zij, in 't algemeen, zoo ruw en zoo brutaal zijn, terwijl de Engelschen, doorgaans, stil en beleefd zijn; en ook en misschien wel meest, omdat de Engelschen hier veel geld verteerden. Inderdaad van den eersten avond wierd er gevochten tusschen Engelschen en Belgen; eene herberg werd kapot geslegen en een groote vitrien verbrijzeld bij M. Claus. 't Was ook overal weerom sakkeren en dommen. Met het maneklaren van einde October en begin November was er weerom veel bedrijvigheid in de lucht. Nogmaals was het heele nachten ronken en schieten en bommen werpen. Op vrijdag 9 November rond 6 ure van den avond vielen er een vijftal bommen of torpillen rond den repos St. Elisabeth, alwaar 87 ruiten verbrijzeld werden. Vier dagen later op Dinsdag 13 November ditmaal bij helder klaar zonneweder rond 11 ure van den voormiddag kwam statig eene escadrille vliegers af. In 't midden vlogen eenige bommendragers en daar rond een zwerm jagers om ze te beschermen. Zij overvlogen den zuidkant der Panne toen al met eens een tiental geweldige ontploffingen de Panne deden daveren en een dikke rook zich verhief al den kant van de kerk en van den repos. Twee huizen lagen plat; een derde lag half plat en veel andere waren beschadigd; 15 peerden lagen kapot; 17 menschen, soldaten en burgers waren dood en rond de 50 gekwetst. 't Is de vreeselijkste ramp die tot nu toe de Panne geteisterd heeft. De kerk van de Panne had ook veel geleden. Al de vensters waren beschadigd. Deze van den noordkant waren omtrent geheel ingeslegen en de 8 kostelijke geschilderde vensters waren erbarmelijk om zien. Sedert dien is de Panne in verslagenheid gedompeld en de schrik heerscht zoo wat overal, maar bijzonderlijk bij de oude menschen van den repos. Ook heeft men nu eindelijk het vast besluit genomen die ouderlingen aan het gevaar te onttrekken en ze naar Vrankrijk te vervoeren. | |
[pagina 238]
| |
Na leelijk achteruit geslegen geweest te zijn, schijnen de Italianers eindelijk te willen stand houden op de hoogvlakte van Asiago en op de midden Piava. De ramp die hen getroffen heeft is overgroot. Het komt nu stillekens uit dat zij 2500 kanonnen afgenomen werden; dat zij 300.000 mannen als krijgsgevangenen verloren en ontelbare dooden hadden. In Rusland gaat het van langs om slechter. Het is er burgeroorlog volop. De maximalisten die er voor den oogenblik meester zijn vragen vrede aan Duitschland en bedreigen Engeland. Onder de Belgische soldaten tegenwoordig in de Panne bestaat er nu eene dievenbende. Binst de weinige dagen dat zij hier zijn hebben zij reeds verschillige personen aangerand in den donkeren en hun geld afgenomen. Zij hebben ook ingebroken in verschillige huizen, onder andere dicht bij onze villa, in een beenhouwerie, bewoond door vluchtelingen van Coxyde aan wien zij 15000 frank ontstolen hebben, alsook dicht de zee in een goudsmidswinkel waar zij ook voor verschillige duizende franken gestolen hebben; en eindelijk zijn zij ook reeds tweemaal ingebroken in en nevens de pastorie van de Panne alwaar zij boter, wijn en geld gestolen hebben en revolverschoten gelost. Elk is bevreesd van die schurken en elk is verontweerdigd. Rond 20 Nov. deden de Engelschen een sprongsken vooruit bij Kamerijk en zijn bezig een deel van 't H. Land te veroveren. Maar spijts dit alles zit het heel flauw voor ons. Nog nooit van heel den oorlog stonden onze zaken zoo slecht als nu op het einde van November. | |
December.Op 5 December rond 2 ½ ure namiddag begon de 5e beschieting van de Panne. Men had noch ongelukken noch schade te betreuren. De beschieting duurde omtrent één uur en er kwamen in alles eene halve dozijn obussen af. Die obussen vielen al in 't zand op den rechterkant (west) van den steenweg van de Panne naar Adinkerke; de eerste al den noordwestkant der kerk | |
[pagina 239]
| |
aan het uiteinde van de dorpsplaats; de tweede omtrent recht over den ingang der kerk alzoo twee tot drie honderd meters in de duinen; de volgende al meer en meer zuidwest van de kerk in de richting van den duinhoek. De eerste obus, die natuurlijk onverwachts afkwam, huilde en schuifelde geweldig. 't Was vervaarlijk als hij boven 't hoofd passeerde. Het volk nogtans en bijzonderlijk de soldaten toonden zich niet verschrikt. Een handsvol soldaten die footbal speelden in de duinen hieven schaarsch eens het hoofd op als de vreeselijke schuifelaar voorbij trok. De burgers ook versloegen er maar weinig in. Eertijds wierpen zij zich op den grond als een obus afkwam; nu volgen zij vol nieuwsgierigheid zijne richting en zijne werking. Alzoo geraken de menschen aan alles gewend en verstalen zich tegen alles. Dat belet nogtans niet dat de menschen hier van langs om meer schuitje van kante steken en naar Vrankrijk trekken. Den nacht daarop groot geweld van vliegers die nogtans geen kwaad deden aan de Panne, maar verder op trokken naar Duinkerke, Cales en Londen waar groote ongelukken te betreuren waren. Alle nachte wordt er veel geschoten; maar wat alles te boven ging was de nacht van 11 tot 12. 's Avonds rond 8½ ure begon het met een trommelvuur van ongehoord geweld dat omtrent 3 uren duurde en dan met min geweld het overige van den nacht voortgezet werd. 't Was al Nieuwpoort te doen en wij weten nog niet wat er daar gaande was. Voor 't overige zit het voor ons buitengewoon flauw. Rusland ligt geheel overhoop en in twist. De tegenwoordige hoofden Lenine en Krilenko zijn Duitschgezind en behandelen ons op vijandige manier. Zij hebben nu met Duitschland een wapenstilstand gesloten. Italië trekt gedurig achteruit, de Engelschen die wat vooruit gegaan was al Kamerijk heeft het moeten laten schieten en de Duitsche legers komen gedurig van Rusland afgezakt naar het westerfront waar zij, zooals men veronderstelt, in 't korte een ultra geweldig offensief gaan beginnen en van nu af reeds buitengewoon en opdringerig worden. | |
[pagina 240]
| |
Ook liggen tegenwoordig de moed en het betrouwen beneden zero bij omtrent al de soldaten en bij het meeste deel der burgerlijke bevolking. Men rekent volstrekt niet meer op de verplettering van Duitschland en men verlangt zijn hert uit naar het einde van dien rampzaligen oorlog, naar den zoeten vrede. Er wordt nu de wereld door van vrede gesproken en veel eenvoudige menschen zoowel burgers als soldaten zijn overtuigd dat het in de eerste weken gaat vrede zijn; maar die fraaie menschen peizen niet dat de zaken nu zoo verre gekomen zijn dat de verbondenen geen vrede zullen schenken tot dat het trotsche Duitschland zich op de knien zet om dien vrede ootmoedig af te smeeken; en dat Duitschland ook geen vrede zal geven tot dat de verbondenen zich diep voor hem vernederen. Welnu het eene en het ander schijnt nog voor langen tijd onmogelijk. Men vindt nogtans ook groote mannen, hooggeplaatste burgerlijke overheden, opperofficieren enz, die van gedacht zijn dat de oorlog ten einde loopt. Zoo schreef Edouard Hervé, hoofdopsteller van ‘La Victoire’ dezer dagen het volgende: ‘Si nous voulons nous y mettre sérieusement, avant 6 mois l'Allemagne demandera grace et la paix sera faite.’ Andere, nogtans, vinden dat een overdreven optimisme en zijn van 't gedacht van Winston Churchill die in eene redevoering deze week uitgesproken, het volgende verklaarde: Je dois admettre que la situation actuelle est sérieuse, qu'on ne pouvait raisonnablement le prévoir il y a deux mois. La patrie est en danger, la cause des alliés est en danger elle aussi; et la destinée de l'empire Britannique et de la civilisation démocratique est menacée. Elle le sera encore pendant une période impossible à déterminer, mais qui s'annonce considérable... Le succès final dépend de notre ténacité à combattre jusqu'au bout.’ Als zulke mannen alzoo spreken mij dunkt dat men ongelijk zou hebben van te peizen dat de oorlog in korten tijd zal gedaan zijn. Op 9 December wierd Jerusalem ingenomen door de Engelschen en op 11 December deed generaal Allenby er zijne intrede vergezeld van Engelsche, Fransche en Italiaansche soldaten. Op | |
[pagina 241]
| |
andere tijden zou de inneming der heilige stad grooten ophef gemaakt hebben; maar nu maakt het alhier maar weinig indruk, omdat men gevoelt dat zulks maar weinig invloed kan hebben op het verloop van den oorlog. 't Schijnt nogtans dat die gebeurtenis in sommige oostersche landen en meest nog bij de Turken een grooten zedelijken invloed zal uitoefenen en dat men daar veel mag van verwachten voor latere tijden. De Engelsche dagbladen komen af met geestdriftige artikelen. Zij noemen de inneming van Jerusalem eene historische gebeurtenis en aanzien ze als het einde van de zedelijke macht der Turken. Lijk of dat de zaken nu staan het mag nogtans betwijfeld worden of de Engelschen de heilige stad zullen kunnen behouden. Op 12 December 's avonds bij helle donkere lucht deden al met eens vijf zes rap achtereenvolgende slagen de Panne daveren. 't Was een Duitsche vlieger die bommen gooide op den westkant der Panne, rond de koninklijke villa en bij de kerk der Paters Oblaten. Er waren gelukkiglijk geene menschenrampen te betreuren. Op 16, 17, 18 en 19 December waren de Duitsche vliegers uiterst bedrijvig. Tot viermaal daags, 's morgen, 's noens, in den vooravond en in den laten avond kwamen zij de Panne verschrikken. Omtrent dagelijks kwamen hunne vreeselijke marmieten hier neergedonderd. Er hadden kunnen honderden dooden zijn. Er was gelukkiglijk maar één - een arm soldaat -; en de stoffelijke schade die ook overgroot had kunnen zijn, was bijna onbeduidend. Men meende er aan te zijn voor heel den tijd van 't maneklaar; maar neen, van den 19 voort kregen wij groote vorst, met zijn dikke en koude smoor. 't Gerocht moeilijk en gevaarlijk om te vliegen en wij wierden gerust gelaten. Maar voor hoe lang? Sedert September 1914 zijn wij volstrekt zonder nieuws van onze familie die over den IJzer gebleven is. Spijts allerlei pogingen in 1914 en '15 zijn wij er niet in gelukt ons met onze broeders in betrek te stellen. Wij vernamen door de nieuwsbladeren dat gansch het Rousselaarsche waar zij wonen, weggevoerd was naar Brabant, Antwerpen en Limburg. In December nu vernemen wij | |
[pagina 242]
| |
van M. Vermander, onderwijzer te Hooglede, dat ons broeder Edward met veel andere Hoogledenaars gevestigd is te Baelen-op-de-Nethe, bij zekeren I. Willekens. Van mijne andere broeders en hunne huisgezinnen weet ik nog niets. Vóór het noodlottig offensief der Engelschen dat in Juni laatst begon stond de pastorie van Nieuwpoort nog schoone recht, zoo als genomen lichtprenten getuigen. Maar nu dat de Engelschen weg zijn blijft er volgens het zeggen van Fransche en Belgische soldaten geen één huis meer recht in geheel de stad. De pastorie in 't bijzonder ligt geheel plat. Arm Nieuwpoort! Hooggeplaatste krijgsoverheden die de vuurlijn mochten bezoeken verklaren dat Nieuwpoort de meest verwoeste stad is en de treurigste puinhoop van geheel het vernielde Vlaanderen. Met het maneklaar van einde December was men vreeselijke dingen verwachtende van wegen de Duitsche vliegers, maar in de laatste dagen van December haden wij eene aanhoudende afwisseling van vriezen en dooien, van sneeuwen en smooren en overtrokken lucht; zoodanig dat vliegen en schieten moeilijk gingen en zoo mochten de laatste dagen van het jaar, onverwachts onder de stilste gerekend worden. | |
Overzicht van 1917.Het jaar 1917 was door velen begroet geweest als het jaar dat ons den zegepraal en den vrede ging brengen. Dat was bijzonderlijk het gevoelen toen Amerika in oorlog kwam met Duitschland. Maar korts daarop haden wij de omwenteling van Rusland met ontrooving van den Czaar Nicolaas II. Deze groote gebeurtenis die door al de socialisten der wereld met uitbundige vreugde begroet werd, is geheel tegen ons gedraaid en de oorzaak van het woedend voortzetten van den oorlog. Meer dan ooit mag men zeggen: De mensch wikt, maar God beschikt. Ons Heere schijnt niet te willen dat er nu vrede kome; maar wel dat de oorlog voortdure tot kastijding der volkeren en tot straf van al het kwaad waarmede de wereld overgoten was vóór den oorlog en nog overgoten is. | |
[pagina 243]
| |
Men bemerkt zoo wat overal bij de verbondenen maar meest bij de Franschen en bij de Fransche pers eene groeiende vijandelijkheid tegen den Paus. De Paus kan niet wel doen en wordt gedurig beknibbeld. Zwijgt hij, 't is kwalijk; spreekt hij, 't is nog kwalijker, doet hij geene vredesvoorstellen, men klaagt over zijne onverschilligheid; en doet hij vredesvoorstellen men scheldt hem uit als partijganger der Duitschers. Daarbij zijn altijd voort onder het kleine volk de dwaaste vertelsels in omloop over de ontelbare millioenen en over de 100.000 soldaten welke de Paus ter ondersteuning naar de Duitschers zou gezonden hebben. De Paus nogtans deed schoone vredesvoorstellingen voor België; te weten: volledige onafhankelijkheid onder alle opzichten en volledige vergoeding. 't Was al wat wij wenschen konden en wij zullen moeilijk iets beters krijgen. Ook vele Belgen en andere zelfs ziende hoe de oorlog nog lang dreigt aan te slepen, beginnen nu te zeggen: och had men toen naar den Paus geluisterd! De economische toestanden zijn door den oorlog geheel omver gewoeld. Veel armen worden rijk en veel welstellende menschen worden arm. Ongelooflijk veel geld is er te winnen op korten tijd voor handelaars en voortbrengers zooals fabrikanten en boeren. Het werkvolk ook wint buitengewoon hooge daghuren. De slechtste zijn deze die voor den orlog stillekens leefden van een klein inkomen of van eene kleine jaarwedde. Voor velen onder dezen is het leven schier onmogelijk. Gelukkiglijk dat de staat er in voorziet en aan veel van zijne bedienden indemnité de vie chère en indemnité de logement betaalt, vergoedingen die voor sommigen, per dag, tot 10 fr. en nog hooger klimmen. Er zijn ook priesters die indemnité de vie chère gekregen hebben, maar ik ken er toch maar twee, twee onderpastors. In Nieuwpoort zijn er veel werkmenschen die fortuin gemaakt hebben en veel kleine, middelmatige en zelfs groote burgers die omtrent alles kwijt zijn. 't Gaat alleszins aardig gaan achter den oorlog. De duikbooten-oorlog heeft ongehoord veel kwaad gedaan en zooveel schepen in den grond geboord dat men welhaast, om het | |
[pagina 244]
| |
volk geen schrik in te jagen, opgehouden heeft, wekelijks de lijst af te geven van de gezonken schepen, zooals men eerst deed. Duitschland had gehoopt door dien duikbooten-oorlog Engeland plat te leggen en 't heeft weinig gescheeld ook. Lloyd George, Engelands eerste minister, bekende ronduit dat Duitschland meer schepen in den grond boorde dan de bondgenooten er konden maken; en dat de bondgenooten min onderzeeërs vernielden dan Duitschland er kon maken. 't Was dan een waar en dringend gevaar. Maar stilaan, dank aan Amerika wierd dit gevaar bezworen. en Lloyd George mocht verklaren dat de duikbooten-oorlog eene groote ramp bleef, maar toch geen doodsgevaar meer was voor Engeland. Die oorlog heeft ondertusschen voor gevolg gehad van kleederstoffen en etelijke waren tot ongehoorde prijzen te doen stijgen. Reeds is hier de kolenkaart ingebracht en men klapt van ook suiker- en broodkaarten in te brengen. Voor sommige artikels gaat men geene kaarten moeten inbrengen want zij zijn volstrekt niet meer te vinden. Het is geen hongersnood, neen, maar het is duur, duur leven. Met einde 1914, einde '15 en einde '16 aanschouwde men ieder keer de toekomst met betrouwen en verwachtte men ieder keer een offensief, een aanval van onze legers op de Duitschers. Die aanval is dan ook ieder jaar gekomen, maar is ook ieder jaar mislukt. Einde 1917 integendeel, ten gevolge van het afvallen van Rusland, zijn de Duitschers nu de sterkste en bereiden zich nu om zelf aan te vallen. Men verwacht hun offensief voor de eerste dagen; en, daar Amerika nog niet gereed is, zoo vreest men van op verschillige punten achteruit geworpen te worden, en verwacht men, onder andere, het ergste voor vrij gebleven België en voor de Fransche Zeekust rond Duinkerke en Cales. De toestand was sedert drie jaar zoo slecht niet. God betere het! 1917 werd ook gekenmerkt door grooten vooruitgang van de Vlaamsche beweging in 't leger. |
|