Dagboek van een banneling
(1934)–Edward Vermeulen– Auteursrecht onbekend
[pagina 151]
| |
Anno 1915.MET den 1n Zondag na Nieuwjaar 1915 deed Z.E. Cardinaal Mercier eenen prachtigen herderlijken brief aflezen over vaderlandsliefde en standhouding of geduld. Die priesterlijke brief verbitterde de Duitschers, verwonderde de gansche wereld en deed de moed en het betrouwen der Belgen herleven. (Te lang om hier te schrijven). | |
1915. - Januarij.Met het begin van 1915 was de toestand te Nieuwpoort en in het omliggende uiterst treurig. Nog altijd lagen de vijanden voor de stad, dicht langs den IJser. Nieuwpoort was verdelgd, meest al zijne gebouwen waren of lokaal vernield of grootelijks beschadigd. De straten lagen vol puinhoopen en vuiligheid; de boomen, die, 's zomers, de stad zoo lief met groen omzoomden, waren in stukken geschoten of hunne kronen en takken verbrijzeld. De stad en omstreken waren gansch ontvolkt; al de omliggende dorpen waren in gruis geschoten, gansch de streek was overstroomd en verwoest. Al de kerken en torens van het omliggende lagen in puinen zooals: Lombardzijde, Westende, St-Joris, Mannekensvere, Ramscapelle, Pervyse, Caeskerke, Stuyvekenskerke, Keyem, Schoore; en volgens men zegt, ook Middelkerke, Slype, St Pieters, Beerst, Dixmude, Oudecapelle, Nieuwcapelle, St-Jacobscapelle, Eessen, Oostkerke, Lampernisse. En met de mistige dagen van Januari onze streek zag er zoo eindeloos treurig uit, dat de soldaten er den invloed van ondergingen en dat de dichters die in 't leger waren, lucht gaven aan hun hert in schoone treurzangen. | |
[pagina 152]
| |
Naar engeland, vier zusters gedekoreerd.Veel Nieuwpoortnaars, vermoeid van wachten, geen einde aan den oorlog ziende en schier zonder geld staande, zijn in den loop der nieuwjaarmaand naar Engeland vertrokken, alwaar sommige klagen, maar waar velen tevreden zijn. Andere, bijzonderlijk onder het werkvolk, die wilden naar Engeland gaan, zijn naar het Zuiden van Frankrijk gevoerd geweest. Onze Zusters van liefde met hunne weezen, alsook het meerendeel onzer Arme Claren zijn insgelijks naar Engeland vertrokken. Zes onzer Arme Claren zijn in het decanaal huis gebleven te Veurne, om het huis te bewaken en om te vroeger in Nieuwpoort te zijn als men eens zal mogen wederkeeren. Die zusters zijn waarlijk heldhaftig, zij vreezen noch kogels noch bommen. Vier onzer zusters van liefde zijn gedekoreerd geweest om hunnen heldenmoed (Zusters Clothilde, Prudentiana, Candida, Alexandra). Onze Arme Claren verdienen ten minste ook zooveel. 15 Arme Claren met moeder Abdis aan 't hoofd zijn vertrokken naar Dublin in Ierland en wonen er bij de ‘Poor Clares Colettines of St Damian's' Wonnybrook.’ | |
FebruaryIn het begin dezer maand zijn er nog eenige van onze familiën naar Engeland en Frankrijk vertrokken; maar van nu voort schijnt de uitgang naar vreemde landen te moeten ophouden. Immers deze die tot nu toe hier gebleven zijn, zijn van gedacht, spijts alles, hier te blijven tot dat Nieuwpoort weer open komt. Binst de eerste helft der maand heeft men weerom Nieuwpoort geweldig beschoten. Binst de laatste 14 dagen is de beschieting merkelijk verminderd, zonder nogtans geheel op te houden. Binst de eerste 14 dagen dezer maand is Veurne ook geweldig beschoten geweest, ook is Veurne bijna gansch verlaten. Men rekent dat er maar hoogstens eenige honderde inwoners meer blijven. Ieder klooster nogtans heeft eenige zusters achter- | |
[pagina 153]
| |
gelaten om voor de gebouwen en de meubels te zorgen. Dank aan de waakzaamheid der gendarmen wordt Veurne niet uitgeplunderd lijk Nieuwpoort. Oostduinkerke, Coxyde en Wulpen zijn ook nu en dan wat beschoten geweest, Oostduinkerke is ook bijna gansch verlaten, ten minste de dorpsplaats. Maar de bevolking is in 't algemeen gebleven te Coxyde en te Wulpen. In den loop dezer maand hebben wij nog wat kerkegoed kunredden en het al te samen vergaderd in de Villa Rita op St Idesbald. Wij hebben ook op aandringen van de H.H. Degroote en P. Degraeve, al het goud- en zilverwerk laten uithalen dat zij uit voorzichtigheid ingemetst hadden diep in den kelder van Aloise Michiel, in de Kerkstraat. De bijzonderste stukken daarvan hebben wij laten zenden naar de tentoonstelling van den Havre. Bevinden zich daar nu tegenwoordig, onder andere: de groote vergulde remonstrans, de twee vergulde oude kelken, de schoone gedreven zilver schotel, een ander zilver schotel in Louis XV met twee zilver kannetjes, een schoon zilver kruis (Lahaye) 3 scepters, 8 zilver kronen, een zilver halve maan met serpent, zilver visch met paternoster, enz. Het overige zilverwerk hebben wij doen plaatsen bij M. Th. Dobbelaere, alwaar zich nu ook de zes zilver kandelaars bevinden welke eerste bij de Zwarte Zusters te Veurne verborgen waren. De H.H. Degroote en Degraeve zijn ook ons oud rood panen ornement gaan halen dat in het huis der dochters Mortier verborgen was; maar als zij daar kwamen vonden zij den koffer opengebroken en de ornamenten verdwenen. Na wat zoekens vonden zij den kasuifel onder wat slunsen en bucht, maar van dalmatieken geen spoor meer, ongelukkiglijk. Eenige dagen nadien kwam een fransch soldaat eene der dalmatieken te koop bieden aan den E.H. Valcke onderpastoor van Oostduinkerke, zeggende dat hij ze op een mesthoop gevonden had en ze niet wilde laten voor min dan 25 frank. En zoo zijn we weerom in bezit getreden van eene van die schoone kostelijke oude dalmatieken. Ongelukkiglijk tot nu toe einde February, hebben wij niets kunnen achterhalen van de 2e dalmatiek. Het wordt hoe langer hoe moei- | |
[pagina 154]
| |
lijker om ze nog gaaf en gezond weder te vinden; maar toch wanhopen wij nog niet. De oude roode panen kasuifel is ook naar den Havre gezonden; maar daar de tentoonstelling reeds geopend was toen wij de dalmatiek wederkregen, zoo is deze hier gebleven en berust nu op St-Idesbald in Villa Rita bij M. Theo Dobbelaere samen met veel ander geredde kerkgoed. | |
Maart't Is nu 7 maanden dat de oorlog duurt en nog altijd staan de zaken even ver. Niemand ziet er een einde aan. Soldaten en burgers hebben deze laatste weken veel van hunne hoop en van hun betrouwen verloren. De moedeloosheid en de neerslachtigheid beginnen zich al stillekens van iedereen meester te maken. Men heeft dat getracht tegen te werken bij de soldaten met ze veel beter te behandelen dan naar gewoonte. Men houdt ze min lang in de loopgrachten; men geeft hun meer rust in de Panne en elders; en ieder keer dat zij van de loopgrachten komen moeten al de soldaten een bad nemen en worden al hunne kleederen in gloeiende ketels geplaatst zoodanig dat al hunne kleederen ontsmet zijn en alle ongedierte gedoodigd. Daarbij men vernieuwt meer hunne kleederen en lijnwaad; zij worden beter gevoed en krijgen dikwijls geschenken zooals pijpen, tabak, cigaren chocolade en andere lekkernijen. Ook bemerkt nu iedereen dat onze soldaten eene betere houding hebben en dat hun geest beter is. Wat de burgers betreft die veelal gebrek leden en zonder geld begonnen te staan, het hooger bestuur heeft met 1 Maart eene toelaag van 1.25 fr. daags toegestaan aan al de vluchtelingen hier in de Panne en elders ook waarschijnlijk, die boven de 18 jaar waren. Deze die min dan 18 jaar zijn krijgen maar 0.50 fr. daags. Rijke heeren van Nieuwpoort en zelfs gevluchte priesters hebben zich aangeboden om die toelaag van 1.25 fr. daags te ontvangen. Die toelaag is overal en bijzonderlijk bij de talrijke | |
[pagina 155]
| |
huisgezinnen bijzonder welgekomen; en de menschen hebben er nieuwen moed door gekregen. Als wij voort zoowel betaald zijn zei een huisvader, de oorlog mag nog lang duren; 't en komt op geen maand of twee. Goede maatregel dus om den goeden geest onder het volk te bewaren. Daar de typhus op vele plaatsen woedt in Vlaanderen, is er hier ook bevel gegeven dat al de inwoners zich moeten doen inspuiten tegen den typhus. Die weigeren zullen door de krijgsmacht onmeedoogend uitgedreven worden. De beschieting van Nieuwpoort houdt altijd aan. Sedert Zaterdag 6 Maart heeft men onze stad beginnen te beschieten met de vermaarde kanonnen van 4200 die obussen werpen van rond de 1000 kilos op eenen afstand van 20 kilometers. Men zegt dat die kanonnen geplaatst zijn niet ver van de Snaeskerke-brug, dus op omtrent 3 uren van Nieuwpoort. Als die bommen op Nieuwpoort vallen doen zij heel de streek beven en daveren. Een brankardier vertelde mij dat hij Zondag 7 Maart de mis las in een huis tusschen de Allaertshuizen en Wulpenplaats. Zulk een bom viel op Nieuwpoort binst zijne mis, en de slag, daar waar hij mis las, was zoo groot, dat een Kruis dat aan den muur gehecht was voor den altaar afviel van den schok. De E.H. Leroy, pastor van Wulpen vertelt dat iedermaal er zoo een bom op Nieuwpoort valt, de pastorie van Wulpen er van davert en dat Nieuwpoort ieder keer verdwijnt in eene groote wolk van rook en stof. Het schijnt dat de Duitschers nu die groote obussen op Nieuwpoort werpen om de kelders te doen instorten die nu de laatste schuilplaats zijn der soldaten in onze stad. De soldaten hebben eenen afschrik van Nieuwpoort; zij bekennen rechtuit dat zij benauwd zijn van naar Nieuwpoort te gaan, en dat zij veel liever in de loopgrachten zitten dan in Nieuwpoort. Geheel de streek ten anderen wordt voortdurend beschoten. Iedere gemeente krijgt nu en dan eene vlage bommen. Men heeft zelfs getracht de Panne te bombardeeren maar de bommen vielen alleenlijk tot aan St-Idesbaldus. Zij zenden ons hunne vlieg- | |
[pagina 156]
| |
machienen die reeds verschillige keeren bommen op de Panne geworpen hebben, en ieder keer waren er dooden en gekwetsten. Om de wille van al dat geweld van vuur en geschot en kogels, hebben de soldaten Lombardzijde herdoopt in Bombardzijde en Ramscapelle in Ramschrapnel, en Nieuport in Nieufort. Sedert zes maanden zijn alle betrekkingen afgebroken tusschen het bisdom en het niet bezette deel van Vlaanderen. Daarom is Z.E.H. Debrouwer, deken van IJper, vicaris-generaal benoemd voor het niet-bezette deel, met volle macht om als bisschop te besturen onder den naam van Apostolisch afgeveerdigde. Voor den vasten van dit jaar heeft Mgr. Debrouwer alles opgeschorst, zoo dat het gebruik van vleesch dagelijks, zelfs op Asschenwoensdag en Goeden Vrijdag toegelaten is. Uitgenomen de E.H. Houttave onderpastor van Coxyde staan wij hier allen zonder Calendarium. Wij staan ook zonder de nieuwe breviers en trachten ons uit den slag te trekken over dat het gaat in oorlogstijd. Soldaten hebben hier uit Nieuwpoort eene vis de culot medegebracht die 67 kilos woog en 285 milimeters doorsnee had. | |
April.4n April Paschen! Feest der verrijzenis, feest der hoop voor 't verdrukte België. Nievers ziet men nog de redding opdagen; maar men hoopt toch, spijts alles. In de Panne en omstreken hebben de soldaten nog al wel hun Paschen gehouden. Velen die sedert jaren niet meer medegedaan hadden, zijn opgekomen. Z.M. de Koning heeft het voorbeeld gegeven. Niet alleen heeft hij zijn Paschen gehouden, maar op Goeden Vrijdag heeft hij met H.M. de Koningin den Kruisweg bijgewoond in de kapel der Paters Oblaten; en den zaterdagmorgen heeft hij den dienst bijgewoond. Dat alles tot meerdere stichting van burgers en soldaten. Volgens het zeggen der geestelijkheid hebben de | |
[pagina 157]
| |
vluchtelingen hier in de streek eerder te wenschen gelaten. Uit Engeland schrijft men mij dat een Nieuwpoortnaar die sedert 14 jaar zijn Paschen niet meer gehouden had, hem nu gehouden heeft. Uit Ierland schrijven mij de Arme Claren dat de Ierlanders verergerd zijn over de ongodsdienstigheid van het meerendeel der Belgen die daar gevlucht zijn. Veel priesters vinden dat de oorlog die zoo veel puinen opeenstapelt onder stoffelijk opzicht, ook veel kwaad zal doen onder geestelijk opzicht. Men vindt dat het Godsdienstig gevoelen en het betrouwen bij velen aan 't zinken zijn omdat men uit zijne gewoonten gesmeten is en omdat men na zoo veel maanden vurig gebeden te hebben niets bekomen heeft. Onder zedelijk opzicht is er ook veel verachtering. Veel vrouwspersonen, bijzonderlijk jonge dochters, door den omgang met de soldaten en buiten gewone waakzaamheid zijnde, zijn stillekens aan lichtzinnig geworden en sommige zelfs wild en schuw. Eene goede missie zal noodig zijn na den oorlog, om dat al in order te brengen. Iets dat gewonnen heeft, dat is de broederlijkheid onder de Belgen, in 't bijzonder onder de Nieuwpoortnaars. De politieke verdeeldheden zijn straf verflauwd; en vele Nieuwpoortnaars die hunne geestelijkheid opentlijk vijandig waren en er geene betrekking wilden mede hebben, groeten nu hunne priesters, komen hun de hand drukken en ze vriendelijk aanspreken. Mocht die verbroedering gegrond zijn en duren! Gedurende de maand April is Nieuwpoort altijd voort gebombardeerd geweest, meest met de mortiers van 42. Een generaal van de genie, die op Vrijdag 23n van Nieuwpoort kwam vertelde, dat er 's morgens 2 obussen van 42 bij de bibliotheek van Nieuwpoort gevallen waren en dat zij er verwoestingen aangericht hadden lijk of hij er nog nooit ievers te zien kreeg. Zij hadden putten gegraafd van 40 meters in de ronde en van 8 meters diepte. Alle avonden vooraleer ter ruste te gaan werp ik een oogslag in de richting van Nieuwpoort en schier alle avonden zien wij de ‘fusées éclairantes’ Nieuwpoort verlichten, of de zoeklichten | |
[pagina 158]
| |
van over Nieuwpoort de zee overloopen, of de kanonnen flikkeren en de bommen vurige bogen trekken. Arm steedje! In de Panne hadden binst den vasten en op Woensdag 14 April priesterlijke wijdingen plaats toegediend binst den vasten door Mgr Rouch, aalmoezenier van 't Fransch leger en hulpbisschop van Nancy; de wijding van 14 April werd toegediend door Mgr. Dewachter, in tegenwoordigheid van Z.E.H. Debrouwer, deken van Yper, vicaris generaal van het niet-bezette deel van België en apostoliek afgeveerdigde. Er werden eenige brancardiers uit het Luiksche gewijd als priester, diaken en subdiaken; maar er werden meest seminaristen van ons Vlaanderen gewijd. Verschillige brancardiers in St-Joseph gelogeerd ontvingen eene of ander wijding; en een onder hen, E.H. Crynen uit het Luiksche, deed hier zijne plechtige eerste misGa naar voetnoot1). Groote deelneming van de kloosterzusters en de brankardiers. - Groot schoon feest. Rond half April zijn er eindelijk eenige choortabellen toegekomen in de Panne en omstreken. Zij waren sedert 3 Januari uit Brugge langs Holland verzonden. In den loop der maand April werd prins Leopold, nauwelijks 13½ jaren oud, op zijn vurig aandringen, ingelijfd als eenvoudig soldaat, in het 12e linieregiment dat zich te Luik en op den Yser bijzonder onderscheiden had. De inlijving geschiedde met veel plechtigheid. Zij had plaats voor de koninklijke villa, op het strand, in tegenwoordigheid van H.M. de Koningin en eenige hooggeplaatste mannen. De Koningin weende. De mannen van het 12e zijn eeuwig fier op hunnen jongen koninklijken makker. Vrijdag 22e April groote opschudding in de Panne. De Duitschers waren onverwachts na vergiftigende en verstikkende gassen geworpen te hebben vooruit gedrongen in groote massa ten oosten en ten noorden van Yper. Zij waren zelfs de Yperlee overgekomen en hadden voor de eerste maal Poperinghe gebombardeerd. Hier in de koninklijke villa waren alle schikkingen genomen om naar Vrankrijk te vertrekken. Al de reservetroepen werden | |
[pagina 159]
| |
aanstonds naar Yper gestuurd en de andere geconsigneerd, gereed om het land te verlaten. Veel vluchtelingen mieken zich bereid om insgelijks de Panne te verlaten. Gelukkiglijk zaterdag en zondag was het nieuws beter. Men had de Duitschers kunnen tegenhouden, en maandag en dinsdag meldde men dat de Duitschers een weinig achteruit gedreven waren. Woensdag meldde men dat de zaken van langs om beter stonden. God lof! Hadden de Duitschers moeten doorbreken het ware waarschijnlijk gedaan geweest met België; en wat ons persoonlijk betreft, al het kostelijke dat wij uit kerk en pastorij hadden kunnen redden ware hoogst waarschijnlijk onwederroepelijk verloren geweest. Op Donderdag 29n April werd Duinkerke gebombardeerd van aan Clercken; dus op een afstand van 38 kilometers. Overgroote verwondering bij de soldaten en bijzonderlijk bij de officieren die het niet wilden gelooven en zulks als onmogelijk aanzagen; groote verslagenheid bij de burgers die nu wisten dat de Panne ook in 't bereik van het vijandelijk geschot lag. Ook eindigt April onder allerslechtsten indruk. | |
Mei.De christen menschen alhier verheffen hun hert met betrouwen tot Maria, hulp der christenen en troosteres der bedrukten. In de Panne en omstreken wordt de Meimaand wel gevierd, dagelijks wordt het gebed voor den vrede van P. Benedictus XV gelezen en veel volk woont de diensten bij. Men gevoelt immers dat het niet goed zit. De Duitschers al de kanten van Yper zijn tegengehouden, maar niet gansch teruggedreven. In 't begin van Mei hebben die Duitschers eenige loopgrachten ingenomen langs de Yser en nog al veel mannen van het 11e regiment krijgsgevangen genomen. Het nieuws komt af dat de Russen in de Carpathen en elders achteruit geslegen zijn. 't Zit voor het oogenblik overal flauw voor de bondgenooten, nievers wel. Het volk wordt neerslachtig. Het betrouwen gaat weg. Vele | |
[pagina 160]
| |
spreken van België te verlaten. Men begint te vreezen, dat de oorlog ten latste wel een slechten uitval zou kunnen hebben voor België. Men durft het niet luide zeggen om voor geen slechte vaderlander door te gaan; maar men begint het ernstig te vreezen. Lord Carzon, onderkoning van Indië, heeft verklaard dat de Engelsche wel moeten indachtig zijn dat de oorlog nog gansch dit jaar zal duren en misschien ook gansch het toekomende jaar. De oorlog, zegde hij, eischt al de krachten van Engeland zoo onder opzicht van mannen als onder opzicht van geld. Die woorden, overal door de gazetten verspreid, hebben de moedeloosheid doen dalen in 't hert van veel Belgische burgers en soldaten, die van niets anders droomen dan van naar huis te gaan. Hier achter de koninklijke villa zijn eene groote menigte soldaten bezig met onderaardsche gangen en zalen te maken onder de groote hooge duinen. Die werken zijn groot en duren reeds verschillige dagen. 't Schijnt dat het is om aan de koninklijke familie eene verzekerde schuilplaats te bezorgen, ingeval de Panne beschoten wordt; maar wij zijn hier verzocht daar niet van te spreken. De brancardiers die uit St-Joseph hier naar Yper geroepen zijn met de doorbraak der Duitschers op de Yperlee, beginnen weerom af te komen. Ongelukkiglijk een van hen, zekere Coussement van St-Denys, onderwijzer te Worteghem, is gedood geweest. Allen zeggen dat zij in groot levensgevaar verkeerd hebben. Zichtkaarten van de puinen van Nieuwpoort beginnen hier verkocht te worden. 't Is al dat treurig is. De markt bijzonderlijk is deerlijk gesteld. Op bevel der krijgsoverheden moeten al de vluchtelingen eene nieuwe toelating tot verblijf nemen. Aan tamelijk vele Nieuwpoortnaars, bijzonderlijk arme, oude en gebrekkelijke, wordt die toelating geweigerd en zijn zij alzoo verplicht hun land te verlaten en het Fransche in te trekken. Zulks doen sommigen te gemakkelijker omdat er op Woensdag 19 Mei, rond 7 ure 's avonds een zestal houwitsers op de Panne geschoten werden. Zij vielen gelukkiglijk in de duinen, een driehonderd meters westwaart van de parochiale kerk en deden geen | |
[pagina 161]
| |
kwaad. Maar zij verspreidden schrik onder het volk en deden vreezen voor verdere en meerdere beschieting. Maar indien sommige gewillig weg gaan, andere zijn woedend omdat zij hun land moeten verlaten; andere zelfs verklaren dat zij weigeren hun land te verlaten en dat de gewapende macht hen-zal moeten wegleiden. Voortdurend overlijden hier Nieuwpoortnaars, waaronder het meestendeel in den bloei der jaren. Dat moet een gevolg zijn van uitgestanen angst en vrees en ontberingen, binst de voorgaande droeve wintermaanden. Aangezien de oorlog altijd voort dreigt van nog lang te duren, heeft de overheid gevonden dat het haar plicht was te zorgen voor de talrijke kinders die zonder scholen stonden en aan onwetendheid, verwildering en allerlei gevaren blootgesteld stonden. Onder het hoog bestuur van Mr Baron Empain zijn dan te Parijs en omstreken scholen opgericht voor de Belgische kinders. Er zijn daar reeds verschillige duizende kinders naartoe getrokken uit het niet bezette deel van Vlaanderen, onder lieding van Belgische meesters en meesteressen. Kinders van Nieuwpoort zijn daar ook naartoe gegaan. De heer schoolopziener Hellebuyck-Stroom (schoonbroeder van onzen notaris), Mr Vermander, hoofdonderwijzer Hooglede, de Juffr. Hélène en Germaine Peumans van Nieuwpoort, zeven Zusters Annontiaden van Veurne en veel andere kloosterzusters uit de streek zijn naar Parijs gereisd om zich daar met dat werk en die kinders bezig te houden. 't Is in den grond een heel loffelijk werk, want de kinders werden waarlijk wild en schuw. De E.E. H.H. onderpastoors van Nieuwpoort hebben rond half Mei samen met Juffr. De Roo en Zuster Silvie Houthem verlaten om naar Coxyde-baden te komen wonen in de villa ‘Mon Repos’. De meimaand is in beide kerken van de Panne wonderwel gevierd geweest. Het volk verwachtte iets bijzonders van O.L. Vr., en zie, het mag wel een wonder samentreffen heeten, op 24 Mei, feestdag van O.L. Vr. hulp der christen, verklaart Italië den oorlog aan Oostenrijk. | |
[pagina 162]
| |
Die bijtreding van Italië, bij de verbondenen, heeft den moed weer opgebeurd; maar het volk begint toch te zien dat het nog zekeren tijd zal duren; en men begint er meer en meer een reden van te maken. De menschen nogthans lijden al min of meer door den oorlog; en daar het lijden loutert en verheft, zoo zijn zij nu meestal bezield met goede gevoelens. | |
Juni.De burgers en de soldaten hebben in groote menigte de meimaand waarlijk op stichtende wijze gevierd. Dagelijks waren en veel communiën en alle avonden machtig veel volk in 't lof, in beide kerken. Nu zal men trachten de Junimaand even goed te vieren om meer als ooit den zegen van het H. Hert af te smeeken over ons arm vaderland, dat aan het H. Hert toegewijd is. Er zijn waarlijk veel brave christelijke jongens onder de soldaten, en er zijn veel verdwaalden die rechtzinnig tot ons Heere wederkeeren. Een gekwetst soldaat van Brussel die geheel goddeloos geworden was heeft zich hier bekeerd op zijn lijdensbed in het hospitaal Defraye ‘Hotel de l'Océan’. - Hij is nu wat gebeterd en begint nu en dan eens uit te gaans; maar zijn been wilt toch niet genezen. Men vreest dat het zal moeten afgezet worden. Welnu, zegt hij, moet men mijn been afzagen, ik zal toch mijne kwetsuur niet beklagen, omdat zij mij tot ons Heer weergebracht heeft en dat ik daarin zooveel troost en voldoening vinde. In den loop der maand Juni is in de groote villa der E. Paters Servieten op St-Idesbald eene school opgericht geweest voor de kinders van Nieuwpoort en anderen die aldaar en in het omliggende verblijven. De klassen voor de knechtjes worden gegeven door meester Vandewalle, hoofdonderwijzer te Nieuwpoort, door meester C. Pecceu, hulponderwijzer te Nieuwpoort en door Mr Gilles, professor in de middelbare school te Nieuwpoort. De klassen voor meisjes werden gegeven door vier Arme Claren van Nieuwpoort onder bestuur van zuster Agnes. | |
[pagina 163]
| |
E.H. Dewulf bewoont die villa, samen met zijne meid. Vijf Arme Claren bewonen eene ander deel der villa. Mr Vandeputte bewoont de villa van Mr Michiels op Coxyde-baden (Mon Repos). De school wordt bijgewoond door omtrent 200 kinders. Den laatsten maandag van Juni hebben de Nieuwpoortnaars, die op St-Idesbaldus wonen, St-Janskermis willen herdenken en op dien dag een dienst doen celebreren in het kapelleken voor de overledene parochianen. 't Is daar waarlijk klein Nieuwpoort. | |
Juli.Op 14 Juli 1915 overleed te Coxyde-baden Juffr. Marie De Roo, zuster van wijlen Mr Willem De Roo, burgemeester van Nieuwpoort. Zij werd met grooten dienst begraven te Coxyde den Zaterdag 17 Juli daarop volgende. Zij was geboren te Nieuwpoort den 2 Juni 1825. Zij was dus in haar 91e jaar. Juffrouw Marie, zooals men haar te Nieuwpoort noemde, was de groote weldoenster van Nieuwpoort en van zijne kerk. Zij was binst het leven van haren broeder de uitdeelster van zijne giften. Zij hielp en ondersteunde eene menigte van schamele menschen en arme huisgezinnen; zij verkleedde jaarlijks voor de eerste en naderhand voor de plechtige communie al de kinders die elders geene plaats gevonden hadden; zij gaf milde voor alle goede werken, maar bijzonderlijk: voor de kerk. Nooit was het te veel noch te schoon als het voor de kerk was. Ook als de kerk verbrand was aanzag zij hare zending als ten einde. En als men haar sprak van welhaast naar Nieuwpoort weder te keeren: ‘Wat zouden wij daar gaan doen? antwoordde zij; wij hebben geene kerk meer. Nu dat wij onze kerk niet meer hebben, houd ik van het leven niet meer; Ons Heere mag mij komen halen als hij wil.’ Zij leefde eenvoudig en werd eenvoudig begraven; want geheel hare familie, in Vrankrijk gevlucht zijnde, was afwezig en daarbij het was dien dag doorslecht weder zoodat veel vrienden en kennissen belet waren in den lijkdienst tegenwoordig te zijn. | |
[pagina 164]
| |
In den loop der maand Juli heeft de E.H. onderpastoor Dewulf, na lang aandringen, de toelating bekomen om naar Nieuwpoort te gaan en nog het eene en het andere te redden. Nieuwpoort, zeide hij, is geheel plat, geheel verwoest en geplunderd, en alle meubels zijn uit de huizen verdwenen. Hij heeft nogthans nog de volgende voorwerpen kunnen vinden en medebrengen: twee biechtstoelen uit de kapel van 't collegie; een communiebank en een altaar in eikenhout uit de kapelle van het oude mannenhuis; eenige schoolbanken uit het collegie; eenige meubels uit zijn eigen huis; eenige kerkregisters waaronder de laatste doopregister en de laatste huwelijksregister. Voor het overige Nieuwpoort is totaal onbewoonbaar, zegt hij; en hij vraagt zich af wat de Nieuwpoortnaars daar gaan doen eens dat de stad weer open komt. De Duitschers liggen maar omtrent 600 meters van de stad en terwijl Mr Dewulf 's nachts door de straten ging, hoorde hij nu en dan de kogels rond zijn hoofd schuifelen. | |
Oogst.Gedurende eene maand of twee heeft het nu tamelijk stil gegaan langs den Yser en in de Panne. Er was min kanongebulder in de verte en min vliegmachienen over de Panne en omstreken. Met het begin van Oogst werd er weerom meer geschoten en er kwamen weerom tauben. Op Zaterdag 14 Oogst liet zoo eene taube eenige bommen vallen langs de Zeelaan en de Kasteelstrate. Er waren acht dooden en eenige gekwetsten. Sedert weken en weken hebben de Duitschers hunne kanonnen bijzonderlijk gericht op de havenwerken, sassen en sluizen van Nieuwpoort, met het inzicht de werking der sluizen en het bestuur der overstroomingen onmogelijk te maken. Dank aan de werking der twee en veertigers die putten mieken van dertig meters in het ronde en acht meters diepe, werd stillekens de sluisdienst min of meer ontredderd en moest de genie onophoudelijk | |
[pagina 165]
| |
werken om alles zoo goed mogelijk te herstellen. - Eindelijk toch in den nacht van 29 tot 30 Oogst brak de zee met hooge tij door het Veurne-sas. Seffens werd eene sterke opsluiting gemaakt aan de IJzerenwegbrug; maar toch spoelde het water door den dijk al den zuidkant van de vaart met het treurig gevolg dat verschillige Belgische soldaten die daar in het midden van den nacht op het werk waren om dijken en loopgrachten aan te leggen, ellendig versmoorden. De krijgsoverheid tracht de zaak dood te duwen en zoo geheim mogelijk te houden, maar aalmoezniers en brancardiers, die van daar naar hier weergekeerd zijn, hebben het kenbaar gemaakt. Men vreest dat die overstrooming eene vreemde en misschien voor ons nadeelige wending zou kunnen nemen. In den loop der maand Augusti werd er hier door toedoen van H.M. de Koningin, in de nabijheid van het groot hospitaal van Mr Defraye (Hotel de l'Océan) eene groote houten kapel gebouwd voor de kranken en het personeel van 't hospitaal. Op Zondag 29 Oogst werd door Mr de pastoor der Panne de eerste mis in die kapel gezongen in tegenwoordigheid van H.M. de Koningin. Onder de mis prachtig sermoen door E.P. Hénusse, S.J. De kapel is versierd met allerlei oude meubels, beelden en schilderijen voorkomende van de vernielde kerken van de Yserstreek. Uit de kerk van Nieuwpoort vinden wij daar, de communiebank, ht steenen O.L.V. beeld dat in het noorder zijportaal der kerk stond en vier of vijf vermolmde houten beelden die eertijds op onze altaren prijkten; twee klokken, eene van 't carillon en der Arme Claren; en vier mijner oude schilderijen. Geheel dezen zomer hebben de soldaten hunne menigvuldige ledige uren gebezigd aan het maken van vingerringen. Daartoe gebruikten zij het aluminium der Duitsche bommen en houtwitsers. In de laatste tijden heeft men beginnen het brons der klokken van kerk en carillon van Nieuwpoort te gebruiken. Die ringen zijn zeer schoon, worden straf gegeerd, en werden - de eerste toch - 25 fr. het stuk verkocht. Het brons was seffens uit. Het oud kerkhof, rond de kerk te Nieuwpoort, ligt vol lijken | |
[pagina 166]
| |
van soldaten: men zegt dat er reeds boven de 400 begraven zijn. Aalmoezeniers die uit Nieuwpoort komen, vertellen ons, dat men nu ook begraaft in het klein bloemhofje voor de pastorie. Dicht bij de ingangdeur der pastorie, op een stap der keldervenster, zijn drie graven van tirailleurs-Algériens. 't Zijn drie Arabieren, waarschijnlijk Mahomedanen; maar toch staat er boven ieder graf een kruisje en op het kruisje de naam van ieder soldaat. Volgens men vertelt worden al de graven heel wel bezorgd door de soldaten en versierd met de kruis- en heiligenbeelden, welke zij in de verlatene huizen nog vinden. Bloemen worden er ook gebracht. Brancardiers uit Nieuwpoort komen vertellen, dat het droevig is om zien hoe dat Nieuwpoort verwoest is; maar dat het collegie onder de best bewaarde zaken van Nieuwpoort mag gesteld worden en dat er misschien nog middel zal zijn iets te doen met de zaal van het Davidsfonds. - De pastorie is verre weg en geheel geplunderd. Het fruit uit den hof is reeds al verdwenen. De pastorie zegt men is lijk een pelgrimsoord geworden voor de werkelooze soldaten. Gedurig wordt er daar uit en in gegaan. Men heeft daar zoo veel gevonden en zoo veel mogen plunderen, dat men nog altijd voort hoopt van er wat te vinden; en zijn er geene meubels meer, men neemt iets mede van het huis of van den hof, om toch iets te hebben. | |
September.Deze week wordt gekenmerkt door de werking der Engelsche vloot vóór de Belgische Kust. Verschillige keeren kwam de vloot voor de Panne liggen om al over Nieuwpoort de Duitsche batterijen en cantonnementen te beschieten, die zich op Westende, Raversijde, Slijpe en Mannekensvere bevonden. Op Mannekensvere werd de toren die tot observatiepost diende omverre geschoten. Er waren gewoonlijk een dertigtal oorlogsschepen; maar op Donderdag 9 September telde men er tot 64. - Geheel de | |
[pagina 167]
| |
Panne daverde en beefde bij dat vreeslijk geschot, en op veel plaatsen wierden ruiten en vitrienen verbrijzeld. Het Duitsch geschot beantwoordde de schepen, en de vijandelijke houwitsers vielen met veel gedruisch rond de Engelsche schepen recht over de Panne. Mogelijks om zich te wreken zonden de Duitschers vliegmachienen naar de Panne. Op Donderdag 23 September rond ¼ voor 7 ure 's avonds kwam er eene die vier bommen liet vallen. De eerste viel bij de villa bewoond door Mr Braet en Mr Polydore Rybens van Nieuwpoort, langs het tennisplein op den zeedijk. Er waren een vijftiental dooden en een dertigtal gekwetsten, al arme soldaten. De Nieuwpoortenaars, die op St-Idelbald en Coxyde gevestigd zijn, hebben weerom met St-Michiels kermis den maandag gevierd met enen dienst voor de overledene parochianen in de kapel van St-Idesbald. Op 11 September 1915 ontving ik in de Panne een antwoord van het bisdom op de vraag van moeder abdis der Arme Claren van Nieuwpoort of zij bij de aankomst der Duitschers het slot en klooster mogen verlaten. Dit antwoord was verzonden uit Brugge den 12 October 1914. Het was dan een jaar min eene maand en een dag op weg geweest. Dit antwoord luidde als volgt: ‘En cas de danger réel les religieuses peuvent quitter la cloture. Si possible, il est préférable qu'elles ne quittent pas le pays. Il faut espérer que ce départ ne sera pas nécessaire: il faut du calme et de la confiance en Dieu. Il ne faut quitter qu'à la dernière extrémité’. Geteekend: Jer. Mahieu, ch. secr. Als die brief hier toekwam waren de Zusters al lang verspreid in Londen, in Ierland en elders, na gebleven te hebben ‘Jusqu'à la dernière extrémité’ of nog langer. - De buiten-zusters nogthans zijn meestal in 't land gebleven, op St-Idesbald. Rond het einde van September kwam al met eens goed nieuws uit Vrankrijk algemeene vreugde verspreiden, den 28 September hadden de Franschen in Champagne en de Engelschen in Atesië | |
[pagina 168]
| |
een machtig offensief begonnen en de Duitschers verschillige kilometrs achteruit gedreven. Iedereen was vol hoop en de krijgsoverheden verklaarden vlak weg dat men binnen veertien dagen te Brussel zou zijn. In vooruitzicht van dien optocht moesten al de soldaten die de Panne verlieten dobbel voorzien zijn van schoenen en kousen en ondergoed. De Nieuwpoortenaars, in 5t bijzonder, waren meestal overtuigd dat zij binnen xeertien dagen in hunne stad zouden weder zijn en mieken er zich toe bereid. Groote vreugde en geestdrift! | |
October.Met het begin van October begonnen de klaarzienste wat ongemakkelijk te worden over den uitval van het offensief in Vrankrijk. De soldaten en het volk misleid lijk altijd door de gazetten meenden nog dat alles om ter best was; maar die min of meer op de hoogte der zaken waren, begonnen te zien dat de aanval, na een eerste achteruitdrijving der Duitschers, mislukt was en dat er van een optocht naar Brussel en den Rhijn geen spraak meer was. Stillekensaan werd die waarheid gekend door de burgers en door 't leger. Hoe grooter de vreugde en het betrouwen geweest hadden, bij het begin van het offensief, des te grooter waren nu de teleurstelling en de ontmoediging. Dat was nu immers voor de soldaten het allertreurigste vooruitzicht van een tweeden winter in de natte koude loopgrachten; en voor de vluchtelingen de weerkomste naar geliefde stad of dorp voor onbepaalden tijd verzet. En tot overmaat van ongeluk, de Duitschers na de Russen meer dan 100 uren achteruit geslegen te hebben, voerden hunne zegepralende legers naar den Balkan waar zij welhaast Bulgarië met hen hadden. Servië verpletterden, Griekenland en Roumenië de vrees in 't lijf joegen, zich met de Turken aansloten en spraken van Egypte en het Canaal van Suez aan te vallen. Ook was de moedeloosheid algemeen en overgroot. Men zag | |
[pagina 169]
| |
geen einde meer aan den oorlog: men begon te twijfelen aan den eindzegepraal en veel soldaten begonnen te morren en te spreken van opstand. De hoopvolle redevoeringen uitgesproken in Fransche en Engelsche kamers, bijzonderlijk, door de hoofdministers Briand en Asquith dden nogthans het betrouwen wat herleven. Men trachtte zich verduldig te gedragen in het onvermijdelijke en men begon weerom, spijts alles, de hoop te koesteren, dat er toch, eens of anders, men wist niet hoe, eene verandering zou komen ten onzen voordeele. En zoo ging men, min of meer gelaten, den sturen winter in. Ondertusschen werd er zoo wat voor alles gezorgd. Inschrijvingen werden geopend in den ‘Belgischen Standaard’ voor de soldaten; barakkementen werden ten allen kante opgetimmerd voor het leger; de loopgrachten werden vermenigvuldigd, verbeterd, verwarmd enz. Scholen werden geopend voor de kinders binnen en buiten het land; de weezekinders werden door hare majesteit de Koningin opgezocht en in goede gestichten geplaatst, zooals hier in St-Joseph en elders. De arme verlatene ouderlingen van op en rond de vechtlijn werden ook opgezocht op verzoek van H.M. de Koningin en hier op de Panne in den repos St-Elisabeth geplaatst. Om die ouderlingen te bezorgen hebben wij op verzoek der overheid, onze hospitaalzusters met eenige der oudste weezen uit Londen doen wederkeeren. Zij zijn daar met eenige grijze Zusters van de Panne en vijf hospitaalzusters van Ploegsteert. Er zijn daar oude mannen en vrouwen uit meest al de parochiën van Veurne Ambacht, van Yperen, Poperinghe en omstreken. De pastor van Nieuwpoort is daar aalmoezenier benoemd en bezoekt dagelijks het gesticht in afwachting dat hij er zal gaan wonen misschien. Nog trekken nu en dan Nieuwpoortnaars naar het vreemde; maar de uitwijking is straf geminderd; zooveel te meer dat al deze die hier gebleven zijn, meest al een goed bestaan vinden met te werken voor de soldaten of met handel te drijven. Er zijn er zelfs die veel meer geld winnen dan in vrede tijd. | |
[pagina 170]
| |
Met Allerzielen mochten de priesters dit jaar elk drie missen lezen: eene voor hen zelven; eene voor de overledene géloovigen, eene voor de intentie van Z.H. den Paus. November was eene treurige maand voor de verbondenen. De toekomst zag er zwart en somber uit; nievers zag men de minste klaarte opdagen, terwijl de Duitschers zegepraal op zegepraal behaalden in de Balkans. 't Was lastig om verdragen en onrustwekkend voor de toekomst. Ondertusschen bleven zij ook niet roerloos op hun westerfront. Dagelijks beschoten zij - soms straf geweldig - onze loopgrachten en de gemeenten van de frontlijn. Zoo werden Nieuwpoort, Oostduinkerke, Wulpen, Avecapelle en Veurne dikwijls beschoten; zoo kwamen alle stappe Duitsche vliegmachienen de Panne en omstreken bezoeken en met bommen begooien. Op zondag 28 November werden er op de Panne en omstreken een twintigtal bommen geworpen met het ongelukkig gevolg dat rond de 125 menschen, burgers en soldaten al dooreen, gekwetst en gedoodigd werden. De Veurnestraat stroomde letterlijk van het bloed. | |
December.Vele Nieuwpoortnaars, vooraleer hunne stad te verlaten, hebben in allerhaast hun geld en kostelijkheden gedolven of ingemetst. Ongerust gemaakt, door den langen duur van den oorlog, over hetgeen zij verborgen en achter gelaten hadden, trachtte nu en dan de eene of de andere de toelating te bekomen om voor eenige uren naar Nieuwpoort te mogen gaan, ten einde de achtergebleven weerdijen en kostbaarheden uit te halen. Sommige hebben hunne schatten ten geheele of ten deele weergevondén. Andere vonden, tot hunne bittere teleurstelling, het nestjen geroofd. Verschillige Nieuwpoortnaars, in Engeland of elders gevlucht, hadden mij sedert maanden geschreven om te laten weten, dat zij | |
[pagina 171]
| |
hunne weerdijen in Nieuwpoort verborgen hadden en om mij te vragen of ik ze door betrouwbare mannen niet had kunnen doen uithalen. Eerst was alles geschikt met een officier van kennis, maar als hij op het punt was de zaak aan te gaan, brak hij ongelukkiglijk zijn been. Daarvan min of meer genezen, bleef hij het been slepen en daar hij in dien staat niet geern de reis ondernam, zoo zochten wij naar een ander, toen E.H. Dewulf ons kwam melden, dat hij in 't korte de toelating zou bekomen om voor een nacht naar Nieuwpoort te gaan. Ik stelde hem mijne zaken voor oogen en aanstonds aanveerdde hij van er zich mede te gelasten. In het begin van December trok hij naar onze stad. Alles viel uit naar wensch. Bij Mme K.G. in de Marktstraat vonden zij gansch de fortuin weder, gedolven en ingemetst, drie meters diep onder den keldertrap; in drie ijzeren koffertjes. Bij de Eerweerde Zusters van het oude mannenhuis vonden zij voor verschillige duizende franken weggestoken beddegoed, ellegoederen en kleerstoffen, zilver, wijn, enz. Bij Deeren, aan den ingang der Coupe-gorge, vonden zij benevens geld en papieren-weerdijen nog 3 namelijk welbewaarde groote boterpotten. Of er vreugde was! Sedert dien zijn nog vragen toegekomen, onder andere van Mme V. Cuyck uit de Recollettestraat, ook in Engeland gevlucht. De ingang van Nieuwpoort wordt van langs om moeilijker; maar toch wanhoopt de E.H. Dewulf nog niet heel en hoopt later nogmaals eene reis naar de stad te mogen doen en nog eenige fortuinen te redden. Niet alleen Nieuwpoort zelf, maar ook de omstreken bijzonderlijk tusschen Nieuwpoort en Oostduinkerke worden meer en meer beschoten en meer en meer onveilig. Zoo werd op het einde van December August Provoost uit de Schipstraat met twee zijner kinders dood geslegen, van eenen obus, op den Groenen Dijk, waar hij tijdelijk verbleef. Ook is er spraak dat de krijgsoverheid geheel den Groenen Dijk zal doen verlaten door de bevolking. |