D'Amstelsche zang-goddin(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 256] [p. 256] [Wat weent gy, lieve oogjes?] Toon: Het daget uit den Oosten, &c. WAt weent gy, lieve oogjes? Hoe dus bedroeft te moê? Waarom sluit gy de boogjes Van mijn twee hemels toe? Waarom sluit gy de boogjes, Van uw oogjes? 2. Waar door twee zonnen stralen, Tot voedzel van mijn ziel: Die, als ze op my dalen, Waar voorik daaglijks kniel, Die, als ze neder dalen, My bestralen, 3. Mijn droeve ziel verquikken, En maken 't hert verheugt, [pagina 257] [p. 257] 't Welk anders zou verstikken Door pijn en ongeneugt, 't Welk anders door verschrikken, Zou verstikken. 5. Twijfelt gy aan Leander, Die u zo trouw bemindt? Argenis lief, hoe kander, Waar dat men minnaars vindt, Mijn Engellin hoe kander, Als Leander, 5. Getrouwer zijn bevonden? Die niet als door u leeft, En nimmer van de wonde, Die gy allonkend geeft, En nimmer van de wonde, Wenscht verbonden 6. Te zijn, nochte ontslagen; Maar liever dat de doodt Mag eindigen mijn dagen, [pagina 258] [p. 258] En in 'er zwarte schoot, Die u zo trouw beminde, Voort verslinde. 7. Zo zal mijn geest getuigen Dat ik niet rusten ken, En voor u neder buigen, En zeggen dat ik ben Uw dienaar, na mijn leven, Noch gebleven Vorige Volgende