D'Amstelsche zang-goddin
(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij
[pagina 249]
| |
2.Gy die nu mijn englin
Weder-min
Aan Leander doet betoonen,
Zipres zal alleen niet meer,
U ter eer,
't Hooft met goudt en rozen kronen.
| |
[pagina 250]
| |
3.Ik zal in ons Amster-landt,
Op de strandt
Van Neptunus Zuider-golven,
U oprechten een Altaar,
't Geen hier naar
Door geen wangunst wordt bedolven.
| |
4.Ik, als Offer-priester, zal,
Met geschal
Van cymbalen en schalmayen,
Onder d'aangesteken brandt,
Met mijn handt
U het wierook-vat toezwayen.
| |
5.U zy eeuwig dank en lof,
| |
[pagina 251]
| |
Dat gy stof
Aan Leander hebt gegeven,
Dat hy zal, na wensch en lust,
Nu gerust
In Argenis gunste leven.
| |
6.Schoon het onderaardsch geslacht,
Van de nacht,
En Tartarus, voortgekomen,
Om mijn lukschier barst van spijt,
'k Weet gy zijt
Machtig om 'er doen te tomen.
Hou op mijn Zang-goddin, Vrouw Venus is voldaan,
Zy heeft ons toegeknikt, komt vaerdig nu weêr aan
Een ander lof-gezang, ter eeren van mijn Schoone,
Die ik de tweede eer na Venus zal betoonen.
|
|