D'Amstelsche zang-goddin(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] Leanders minne-dichten, aan Argenis. Tweede deel. [pagina 177] [p. 177] Klink-dicht, Op den geest-rijken Dichter Frederik Verloo. LAat Nereus, 't Zuider-nat, met blye golfjens zweven, Langs 't treurig Muyer-slot en 's droeven Amstels kant; Haar lang-betreurde Hooft rijst weder in ons landt: Apol doet in Verloo Parnassus Hooft herleven. Nooit heeft hy Room' zo hoog, als Amstels Stadt, verheven: Gelijk de Foenix wordt herbooren, even zo Wordt Vondels dicht-rijk brein herbooren in Verloo, Daar nooit den Tyber zag een tweede Maro leven. [pagina 178] [p. 178] Vlecht, Y en Amstel, dan zijn hooft een lauwre-krans, Op dat zijn lof nooit welkt; maar eeuwig mag met glans, Gelijk een tweede Apol, aan uwe vesten schijnen. Dankt Febus voor zijn gunst, dat hy, na 's Fenix wij Der Dicht'ren Prins herschept, tot teken en bewijs Dat nooit in uwe Stadt de Dicht-kunst zal verdwijnen. A. Dirks Vorige Volgende