D'Amstelsche zang-goddin
(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij
[pagina 121]
| |
[pagina 122]
| |
Mijn ziele voed met smert,
Mijn hert na wraaklust dorst. bis.
Het bloedt, dat my zo vaak
De aad'ren zwellen deê
Door 't prikk'len van uw stralen,
Dat woelt nu, door de wraak,
Gelijk een dolle zee,
Wanneer ze neêr doet dalen
De schepen hoog bemast,
En noodt het schobbig vee
Op menschen vlees te gast,
En kielen scheurt aan twee. bis.
Mijn liefd', in haat verkeert,
Vloekt u met meerder vreugt,
| |
[pagina 123]
| |
Gelijk ze u beminde.
Uw vlucht heeft my geleert
Te zwemmen in geneugt,
Als ik maar stof kan vinden
't Geen u tot smaat verstrekt:
Door 't schenden van uw eedt
Hebt gy in my verwekt
Een Danaïdes wreet: bis.
Die met een zelfde handt,
Waar meê z' u heeft gestreelt,
Noch eenmaal zal ontzielen:
En met uw bloedt de brandt,
Die in mijn boezem speelt,
Uitdempen en vernielen.
Diaan verstrekt een loon,
| |
[pagina 124]
| |
Voor die u vinde zal,
En sleepen voor mijn troon,
Men zoekt u overal. bis.
|
|