D'Amstelsche zang-goddin
(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
[pagina 96]
| |
't Geen zo diep in 't duister leit,
Komt t'ondekken door de tijdt,
Die 't vertoont aan alle volkken.
U erken ik voor een Koning,
Die het recht voor 't onrecht voert,
Die de nijdt haar lippen snoert,
En verbandt in Plutos woning.
Daar van kan ik tuige geven,
Die, als een bezwalkte zon,
Geen meer schijnzel geven kon,
Door de wolkken overdreven.
Want de hel met al haar spoken
Had mijn droeve ziel bezet;
| |
[pagina 97]
| |
Wijl de wraak 'er moord-priem wet,
Word 'er wreet geweldt gebroken.
In het bloeyenst' van mijn jaren
Scheen de rust-vergete nijdt
Al heur gal en gift, uit spijt,
Op een hoop by een te garen,
Om my in een poel te delven
Van verachting, schand en smaat;
Maar dit monster, boos en quaat,
Sleep een moord-priem voor haar zelven.
Al mijn haters, die my haten,
Hebben elk om 't meest gelacht,
Om dat elk voor allen dacht
| |
[pagina 98]
| |
Dat mijn God my had verlaten,
Om dat my 't geluk der aarde
My als nors en tegen was,
Ik uit ieders wezen las,
Dat mijn ramp 'er vreugde baarde.
Niet om dat ik, als de fielen,
Ieder heb veracht, bespot,
Maar om dat ik wel voor Godt,
Niet voor d'Afgoôn, neêr, wou knielen.
Maar nu, na 't gedurig breken
Van veel rampen heen en weêr,
Heeft de aller Heeren Heer
My het hooft weêr op doen steken.
| |
[pagina 99]
| |
En de tranen van mijn oogen,
Door zijn sterkke hand, gewist,
Even als de zon de mist
Van de aarde trekt om hooge.
Al mijn haters zijn veerslagen,
Al de blaffers zwijgen nu,
Al de lacchers zitten schuw,
Die van spijt'er hert doorknagen.
Ach! wie bleef 'er oit verlegen,
Die met een oprecht gemoedt
Viel zijn Godt en Heer te voet?
Die heeft altijdt troost verkregen.
Dies ik kniel voor u, ô; Heere!
| |
[pagina 100]
| |
Als mijn opperste gezag;
Gunn' dat uwen dienaar mag,
Nauw wil, zijn doen regeeren.
| |
Sluit-vaers.
Dit kan d'Onreed'likheit zeer zwarelik gelooven;
Maar let, dat bid ik u, met aandacht op de zaak:
Wie heden onder is, raakt morgen licht weêr boven.
Zo draayt het wankel-rat. Gods Woord strekt my een baak.
|
|