D'Amstelsche zang-goddin
(1660)–F. Verloo– Auteursrechtvrij
[pagina 92]
| |
[pagina 93]
| |
Weent dan, verliefde oogen,
En stort een tranen-vliet:
Green tranen die verdrogen,
Als gy ze neder giet,
Geen tranen die verdrogen, Die verdrogen.
Want al de brakke dropjes,
Als 't mijn gezicht ontvalt,
Dat worden gouwe knopjes,
Waar meê Vrouw Venus bralt,
Dat worden gouwe knopjes, Gouwe knopjes.
Die aan 'er huldzel blinkken,
Als starren aan 'er Troon.
Wanneer ze komt te drinkken
De Nectar by de Goôn,
Wanneer ze komt te drinkken, Komt te drinkken,
| |
[pagina 94]
| |
Zit al den rey verslagen,
En weet niet welk een glans
Zo heerlik op komt dagen
Uit Venus rooze-krans,
Zo heerlik op komt dagen, Op komt dagen.
Maar als de zoete Venis
De oorzaak haar verklaart,
Zo weer ik dat 'er geen is,
Of wenschen met de aard,
Zo weet ik dat 'er geen is, Dat 'er geen is,
Haar Troonen graag te ruilen,
Om dat 'er zulk een kracht
In teed're taantjes schuilen,
Meer als in Goden macht,
In teed're traantjes schuilen, Traantjes schuilen.
|
|